Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4694, 02-820099-13
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4694, 02-820099-13
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2019
- Datum publicatie
- 25 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2019:4694
- Zaaknummer
- 02-820099-13
Inhoudsindicatie
Vordering verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling. Artikel 15c lid 3 Sr. Verlenging niet in strijd met artikel & EVRM.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/820099-13
VI-zaaknummer: 99/000618-37
beslissing op de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te Pompestichting, 6532 CN Nijmegen, Weg door Jonkerbos 53.
1 De voorgeschiedenis
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2015 onder het hierboven genoemde parketnummer is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
Betrokkene is bij beslissing d.d. 13 oktober 2017 en feitelijk op 17 oktober 2017, voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend betreft 730 dagen en loopt af op 27 oktober 2019.
Betrokkene is voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een aantal bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden, waaronder een contactverbod, een locatieverbod, een locatiegebod en een meldplicht. Betrokkene dient zich tevens ambulant te laten behandelen en hij zal moeten verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voorts dient betrokkene medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding, mee te werken aan verdiepingsonderzoek bij een forensische polikliniek, teneinde een behandelplan op te stellen, zich te onthouden van gedragingen binnen internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, daaronder uitdrukkelijk begrepen internetomgevingen waarvan verondersteld mag worden dat kinderpornografisch materiaal als ‘bijvangst’ kan worden verkregen, medewerking te verlenen aan het controleren van zijn sociale media accounts en gegevensdragers door de reclassering en/of de politie, een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling en ten slotte dient hij openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie. Bij Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 november 2018 zijn de bijzondere voorwaarden locatieverbod en locatiegebod gewijzigd.
2 De stukken
Het dossier bevat de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 15 oktober 2015;
- het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 18 juli 2019;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 21 augustus 2019 tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen;
- het proces-verbaal van de zitting d.d. 8 oktober 2019;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 11 oktober 2019 tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 60 dagen;
- de overige stukken.
3 De procesgang
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 22 oktober 2019.
Ter zitting is de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk gehoord.
Betrokkene en mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden, zijn ook ter zitting gehoord.
De officier van justitie heeft op 21 augustus 2019 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen. Ter zitting van 8 oktober 2019 is de behandeling van deze vordering aangehouden tot 19 november 2019, teneinde de reclassering, met nader verkregen informatie van Kairos, een aanvullende rapportage op te laten stellen, en zodat de rechtbank nadien een beslissing op de vordering kan nemen.
De officier van justitie heeft op 10 oktober 2019 een bericht van de Centrale Voorziening v.i. ontvangen, inhoudende dat het indienen en in behandeling zijn van een vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling geen schorsende werking heeft. Dit zou betekenen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling op 27 oktober 2019 van rechtswege afloopt. Van belang is om vóór die datum een beslissing aangaande de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te nemen.
De officier van justitie heeft in deze omstandigheden aanleiding gezien de rechtbank te verzoeken vóór 27 oktober 2019 te beslissen op de vordering tot verlenging van de proeftijd, waarbij hij die vordering thans beperkt voor een periode van 60 dagen. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien een nadere zitting te bepalen.
Na heropening van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op vandaag.