Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:6095, AWB - 18 _ 6980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:6095, AWB - 18 _ 6980

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 september 2019
Datum publicatie
21 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:6095
Zaaknummer
AWB - 18 _ 6980

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is momenteel geen samenvatting beschikbaar. Deze uitspraak is op verzoek openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/6980 tot en met 18/6988

uitspraak van 18 september 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 1.093. Hierbij is belastingrente in rekening gebracht. Bij separate beschikking is een vergrijpboete opgelegd over het tijdvak 1 april 2012 tot en met 31 december 2014.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd. Daarbij is tevens belastingrente in rekening gebracht. Met de navorderingsaanslagen ib/pvv is telkens een vergrijpboete opgelegd.

1.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2012 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: zvw) opgelegd. De inspecteur heeft deze aanslag vervolgens vernietigd.

1.4.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2014 een navorderingsaanslag zvw opgelegd. Hierbij is heffingsrente in rekening gebracht.

1.5.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 en 28 september 2018 respectievelijk de naheffingsaanslag omzetbelasting en de daarbij horende beschikking belastingrente gehandhaafd en de boete vernietigd.

1.6.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 30 juli 2018 de navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2012 en 2013 en de daarbij horende beschikkingen gehandhaafd en bij uitspraken op bezwaar van 12 september 2018 de navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 2014 en de daarbij horende beschikkingen verminderd. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van eveneens 12 september 2018 de navorderingsaanslag zvw over het jaar 2014 en de daarbij horende beschikking belastingrente vernietigd.

1.7.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 oktober 2018, ontvangen bij de rechtbank op 22 oktober 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 170.

1.8.

De inspecteur heeft aan belanghebbende hangende het beroep voor het jaar 2013 een belastingaanslag zvw opgelegd.

1.9.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.10.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2019 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] , drs. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Namens belanghebbende is zonder kennisgeving niemand verschenen. De rechtbank heeft aan de hand van de gegevens van PostNL, Track & Trace, vastgesteld dat de uitnodiging, onder vermelding van datum, tijdstip en plaats, op 6 juni 2019 bij het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende is afgeleverd. Belanghebbende is op correcte wijze uitgenodigd de zitting bij te wonen.

1.12.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is geregistreerd als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en houdt zich bezig met de handel in gebruikte auto’s en onderhoud en reparaties van auto’s. Tussen april 2010 en 2 april 2012 was belanghebbende firmant in de vennootschap onder firma [A] , met [persoon] als medevennoot. Als gevolg van de gezondheidstoestand van de medevennoot is de vennootschap onder firma ontbonden. De onderneming wordt sindsdien gedreven in de vorm van een eenmanszaak.

2.2.

De voorraad margeauto’s op de balans is per de volgende data:

31 december 2011: € 146.704

31 december 2012: € 157.850

31 december 2013: € 165.648

31 december 2014: € 188.773

2.3.

Op 17 november 2016 is bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2012 tot en met 31 december 2015. Het onderzoek is daarna uitgebreid met de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv en zvw over de jaren 2012 tot en met 2014. Daarbij is geconstateerd dat belanghebbende bedragen heeft ontvangen op zijn privébankrekening, waarvan de inspecteur vermoedt dat deze ten onrechte niet in de omzet zijn verantwoord. Verder bleek aan de door belanghebbende aangeleverde administratie een aantal gebreken te kleven, zoals het ontbreken van een voorraadadministratie margeauto’s en materialen en diverse in- en verkoopfacturen. Hangende het onderzoek heeft de inspecteur aan belanghebbende een waarschuwing uitgereikt wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht ex artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Van het boekenonderzoek is op 2 augustus 2017 een rapport uitgebracht.

2.4.

Met dagtekening 26 augustus 2017 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 1.093. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen:

De onderhavige naheffingsaanslag OB (2013) is als volgt berekend (bijlage C bij het verslag inzake gecorrigeerde aansluitingsberekening):

Omzet margeauto's € 281.500

Correctie omzet marge auto's € 45.165 (€ 117.823 x 115% = 135.496: 3 = gelijkelijk verdeelde voorraadcorrectie)

€ 326.665

Inkoop marge auto's € 236.303

Correctie inkoop marge auto's € 36.424 (€ 39.274 -/- € 2850, par. 3.3 rapport)

Bruto omzet marge auto's € 53.938 21% € 9.361

Netto omzet marge auto's € 44.577

Omzet reparaties € 13.852 21% € 2.909

Correctie omzet reparaties € 10.000 21% € 2.100 (contante stortingen)

€ 5.931 21% € 1.245 (overmaking privérekening)

€ 74.359 € 15.615

Voorbelasting € 11.841

€ 3.775

Aangifte omzetbelasting:

1e kwartaal € -

2e kwartaal € 634

3e kwartaal € 730

4e kwartaal € 1.318 € 2.682

Naheffing € 1.093

2.5.

De omzetcorrecties hebben voor het jaar 2013 ook geleid tot een correctie van de winst uit onderneming (€ 15.974 na toepassing van de ondernemersfaciliteiten) en het bijdrage-inkomen. Voor de jaren 2012 en 2014 is de winst uit onderneming eveneens verhoogd. Voor het jaar 2012 bedraagt de correctie, na toepassing van de ondernemersfaciliteiten, € 12.513 en voor het jaar 2014 € 26.319. Tot de correcties behoort een omzetcorrectie van € 10.041 (2012) respectievelijk € 24.114 (2014), gebaseerd op stortingen op de privérekening van belanghebbende.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen. Belanghebbende heeft een lijst met kennissen en familieleden aangeleverd om diverse contante stortingen te verklaren. De inspecteur heeft de verklaring deels geaccepteerd en de omzetcorrectie voor 2014 met € 10.554 verminderd. Na toepassing van de ondernemersfaciliteiten wordt de belastbare winst met € 9.077 verminderd tot € 454 negatief (een verlies).

3 Geschil

3.1.

Formeel is in geschil of belanghebbende tijdig beroep heeft ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar inzake de navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 2012 en 2013. Materieel is in geschil of de belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. In dit verband zijn met name de correcties op de voorraad margeauto’s in geschil. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de tijdens het onderzoek geconstateerde verschillen tussen de voorraad op de balans en de daadwerkelijk aanwezige voorraad zijn ontstaan in een eerder (voor 2012 gelegen) tijdvak.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering dan wel vernietiging van de belastingaanslagen en de beschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing