Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1463, BRE 19/2485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1463, BRE 19/2485

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 maart 2020
Datum publicatie
21 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:1463
Zaaknummer
BRE 19/2485
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 7:1

Inhoudsindicatie

Artikelen 26 AWR en 7.1 Awb

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur het bezwaar tegen rekeningen motorrijtuigenbelasting terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rekeningen zijn geen belastingaanslagen en evenmin voor bezwaar vatbare beschikkingen. Aangezien belanghebbende de rekeningen niet betaald heeft, zijn ze ook niet aan te merken als een voldoening op aangifte.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/2485

uitspraak van 27 maart 2020

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 30 april 2019 waarin de bezwaren van belanghebbende tegen de rekeningen motorrijtuigenbelasting (mrb) met nummers [aanslagnummer].M.7.5 tot en met [aanslagnummer].M.8.5 (de rekeningen mrb) niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020 te Eindhoven.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van [A], en namens de inspecteur, [inspecteur].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is houder van een motorrijtuig van het merk Chevrolet en het type 1500 met het kenteken [kenteken]. Op basis van de informatie uit het procesdossier is belanghebbende in ieder geval van 15 december 2017 tot en met 5 maart 2019 houder van het motorrijtuig (de periode van houderschap). Door de inspecteur zijn, ten aanzien van dit motorrijtuig, aan belanghebbende de rekeningen mrb gezonden voor de periode van houderschap. Belanghebbende heeft tegen de rekeningen mrb bezwaar gemaakt, en vervolgens in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur. Belanghebbende heeft het bedrag van deze rekeningen tot op heden niet voldaan.

2.2.

De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank in deze beroepsprocedure de uitspraken op bezwaar van de inspecteur zal beoordelen. In deze uitspraken heeft de inspecteur beslist dat de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat als de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, de door belanghebbende ingebrachte inhoudelijke argumenten tegen de verschuldigdheid en het in rekening brengen van mrb niet aan de orde komen.

2.3.

Als gevolg van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen staat tegen een op grond van de belastingwet genomen besluit, in afwijking van artikel 8:1 van de Awb, slechts beroep bij de bestuursrechter open indien sprake is van een belastingaanslag, een voor bezwaar vatbare beschikking of de voldoening of afdracht op aangifte. Uit artikel 7:1, eerste lid, van de Awb volgt dat het recht om bezwaar te maken afhankelijk is van het recht om beroep in te stellen. De rekeningen mrb zijn geen belastingaanslagen en evenmin voor bezwaar vatbare beschikkingen. Aangezien belanghebbende de rekeningen mrb niet betaald heeft, zijn ze ook niet aan te merken als een voldoening op aangifte. Dit betekent dat tegen de rekeningen mrb geen beroep, en daarmee ook geen bezwaar, open staat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een inhoudelijke toets van de bezwaren komt de rechtbank dan niet toe. Het gelijk is aan de inspecteur.

2.4.

Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 27 maart 2020 door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting maar wordt deze uitspraak gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

(De griffier is verhinderd (Was getekend

deze uitspraak te ondertekenen) mr. S.A.J. Bastiaansen)

drs. L. Mattijssen mr. S.A.J. Bastiaansen

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.