Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-06-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2621, AWB - 17 _ 5150

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-06-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2621, AWB - 17 _ 5150

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 juni 2020
Datum publicatie
8 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:2621
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5150

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting / diverse formele (geschil)punten, verzwegen inkomsten uit de productie van erotische films en de exploitatie van websites

De rechtbank: verbindt geen gevolgen aan het niet door de inspecteur inbrengen van een CD-ROM, wijst het verzoek tot het oproepen van getuigen af, oordeelt dat de bezwaren tegen de aanslagen over het jaar 2007 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in verband met overschrijding van de bezwaartermijn, oordeelt dat de (navorderings)aanslagen tijdig zijn opgelegd en dat is voldaan aan de navorderingseisen, oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, oordeelt dat sprake is van een redelijke schatting, oordeelt dat belanghebbende niet is geslaagd in de (verzwaarde) bewijslast, oordeelt dat de verzuimboete 2010 terecht is opgelegd en oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/5150 tot en met 17/5162, 17/6963, 17/6964, 20/6626 en 20/6627

Uitspraak van 18 juni 2020

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

en

de Minister voor Rechtsbescherming.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings/voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), premie ziekenfondswet (hierna: Zfw), premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) (hierna samen ook: de aanslagen) opgelegd, met daarbij genoemd het belastbaar inkomen uit werk en woning en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, dan wel het bijdrage/premie-inkomen of de heffingsgrondslag, en bij gelijktijdige beschikkingen de volgende verzuimboete opgelegd en de volgende bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht:

Zaaknr.

Soort

Jaar

Inkomen box 1

Inkomen box 3

Bijdrage/

premie-inkomen

Heffingsgr.

Boete

Rente

17/5150

NAV IB/PVV

2003

43.760

3.838

17/5151

NAV Zfw

2003

20.250

293

17/5152

NAV WAZ

2003

24.957

359

17/5153

NAV IB/PVV

2004

56.885

4.981

17/5154

NAV Zfw

2004

20.800

260

17/5155

NAV IB/PVV

2005

92.292

7.648

17/5156

NAV Zfw

2005

21.050

166

17/5157

NAV IB/PVV

2006

137.932

5

10.660

17/5158

NAV IB/PVV

2007

112.410

5.612

17/5159

VA IB/PVV

2008

39.414

1.087

17/5160

VA Zvw

2008

31.231

17/5161

VA IB/PVV

2009

38.789

435

17/5162

VA Zvw

2009

32.369

20/6626

IB/PVV

2008

39.418

-/-173

17/6964

Zvw

2008

31.227

17/6963

IB/PVV

2009

38.789

226

20/6627

Zvw

2009

32.369

1.2.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan op 20 juni 2017 en op 16 oktober 2017. Daarbij is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 niet-ontvankelijk verklaard. De aanslagen voor het jaar 2008 zijn gehandhaafd. De inspecteur beslist verder (voor het jaar 2007 op basis van een ambtshalve vermindering) dat de aanslagen voor andere jaren dan 2008 moeten worden herzien tot een aangepaste winst voor de volgende bedragen, en - kort samengevat – daaruit voortvloeiende andere aanpassingen (zoals de zelfstandigenaftrek).

Van

Naar

2003

55.982

53.807

2004

67.859

56.997

2005

106.945

100.266

2006

150.634

142.356

2007

138.978

131.316

De inspecteur heeft een kostenvergoeding toegekend van in totaal € 732.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 20 juli 2017, ontvangen bij de rechtbank op 21 juli 2017, en van 24 oktober 2017, ontvangen bij de rechtbank op 25 oktober 2017, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 46. De beroepen zijn vervolgens nader gemotiveerd.

1.4.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

-

de brief van belanghebbende van 7 mei 2019 (aanvulling gronden);

-

de brief van belanghebbende van 10 mei 2019 (verzoek uitstel zitting/horen getuige);

-

de brief van belanghebbende van 12 mei 2019 (verzoek uitstel zitting/getuige-aanbod);

-

de brieven van de rechtbank van 14 mei 2019 (uitstel zitting);

-

de brieven van de rechtbank van 15 augustus 2019 (vooraankondiging zitting);

-

de brieven van de rechtbank van 11 oktober 2019 (uitstel zitting);

-

de brieven van de rechtbank van 5 december 2019 (vooraankondiging zitting);

-

de brieven van de rechtbank van 9 april 2020 (uitnodiging zitting);

-

de brief van de inspecteur van 22 april 2020 (reactie op de aanvulling van gronden van 7 mei 2019);

-

de e-mailberichten van de rechtbank van 24 april 2020 (informeren over digitale zitting);

-

de brief van belanghebbende van 24 april 2020 (stukken 1 tot en met 176);

-

de brieven van de rechtbank van 28 april 2020 (ontbrekende stukken/vooraankondiging vragen);

-

het e-mailbericht van de inspecteur van 29 april 2020 (ontbrekende stukken);

-

de e-mailberichten van de rechtbank van 29 april 2020 (uitnodiging voor Skype-vergadering en werkinstructie);

-

de brief van belanghebbende van 3 mei 2020 (stukken 176 tot en met 243);

-

de pleitnota van de inspecteur, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020;

-

de pleitnota van belanghebbende, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020;

-

de brief van de inspecteur, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020 (vragen rechtbank).

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft online plaatsgevonden op 7 mei 2020. Voor de personen die aan de zitting hebben deelgenomen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenote] . Zij is de dochter van [de schoonvader] (hierna: de schoonvader) en [de schoonmoeder] (hierna: de schoonmoeder). [de echtgenote] heeft een broer, [de zwager] (hierna: de zwager).

2.2.

Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak, [de eenmanszaak 1] (hierna: de eenmanszaak).

2.3.

De schoonmoeder en de zwager hebben in het jaar 1999 [de BV] (hierna: de BV) opgericht. Op 22 april 2002 heeft belanghebbende de aandelen van de schoonmoeder gekocht. Vanaf 23 april 2004 is de schoonmoeder enig aandeelhouder en bestuurder van de BV.

2.4.

In juni 2001 heeft de schoonmoeder alle aandelen in [de SL] (hierna: de SL), een rechtspersoon naar Spaans recht, gekocht. Zij is tevens bestuurder van de SL. De SL was betrokken bij de productie van erotische films en exploitatie van websites (waarop de films na betaling konden worden bekeken).

2.5.

De schoonvader heeft verklaard dat de betalingen van de exploitatie van websites werden verricht via de BV. Het geld dat bij de BV binnenkwam, werd onder aftrek van commissie, doorbetaald aan de SL. In 2005 is [de stichting] (hierna: [de stichting] ) opgericht. Tot 26 juni 2005 was de schoonmoeder bestuurder van [de stichting] en daarna belanghebbende. De schoonvader was gevolmachtigde van [de stichting] . [de stichting] functioneerde gelijk aan de BV.

2.6.

Belanghebbende heeft:

o werkzaamheden verricht voor de BV, de SL en [de stichting] ;

o verklaard dat hij in de onderhavige jaren voor de verrichte werkzaamheden facturen heeft verzonden, maar dat het voorkwam dat hij niet kon factureren omdat er gezegd werd dat er geen geld was;

o de niet-betaalde vorderingen (omzet van de eenmanszaak) bijgehouden in een eigen administratie.

2.7.

Op 3 juni 2009 heeft de FIOD-ECD de woning van belanghebbende doorzocht. Daarbij is € 57.000 inbeslaggenomen.

2.8.

Eveneens op 3 juni 2009 heeft de FIOD-ECD de woning van de schoonvader en de schoonmoeder doorzocht. Daarbij zijn stukken inbeslaggenomen, waaronder zogenoemde groeidocumenten, waarin de schoonvader een administratie heeft bijgehouden die inzicht geeft in de inkomsten en uitgaven van de exploitatie en het beheer van de websites, alsmede de verdeling van de winsten (hierna: de groeidocumenten).1 In deze documenten worden bedoelde inkomsten gelijkelijk verdeeld tussen de schoonvader en belanghebbende (in de jaren 2002 tot en met 2004 kreeg de zwager ook een deel). Volgens de groeidocumenten, die zijn opgesteld tot en met april 2009, is in de onderhavige jaren het volgende verdiend:

Jaar

Netto resultaat

Aandeel belanghebbende

2003

167.947,32

55.982,44

2004

157.860,76

67.859,94

2005

213.890,28

106.945,14

2006

301.269,13

150.634,57

2007

277.027,67

138.513,84

2008

114.877,29

57.438,65

2009

48.137,51

24.068,75

Het eind proces-verbaal van de FIOD-ECD is opgemaakt op 6 december 2010.

2.9.

In zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2008 heeft belanghebbende winst uit onderneming aangegeven in verband met de in 2.6 bedoelde werkzaamheden, maar tot lagere bedragen dan die zijn genoemd in 2.8. Over het jaar 2009 heeft belanghebbende geen (tijdige) aangifte IB/PVV gedaan.

2.10.

Bij het opleggen van de aanslagen voor de jaren 2003 tot en met 2008 heeft de inspecteur de winst uit onderneming gecorrigeerd naar hogere bedragen naar aanleiding van de bevindingen van de FIOD-ECD. Bij de uitspraken op bezwaar is voor bepaalde jaren de gecorrigeerde winst bijgesteld (zie 1.2). De uiteindelijke winst waarvan is uitgegaan bij de aanslagen voor de jaren 2003 tot en met 2008 na de uitspraken op bezwaar, is gebaseerd op een door de FIOD/ECD gemaakte de berekening2 waarbij de in 2.8 genoemde bedragen als uitgangspunt zijn genomen. De schatting bij de (ambtshalve) aanslagen voor het jaar 2009 heeft de inspecteur is gebaseerd op hetzelfde bedrag aan winst als voor het jaar 2008.

De inspecteur heeft bij brief van 6 mei 2020 desgevraagd aan de rechtbank laten weten dat de uitspraken op bezwaar nog niet hebben geresulteerd in ‘verminderingsbeschikkingen’. Verder heeft de inspecteur daarbij een berekening gegeven van het belastbaar inkomen uit werk en woning voor enige jaren na de uitspraken op bezwaar. Hieruit is onder meer af te leiden dat volgens de inspecteur met de in 1.2 bedoelde winst is bedoeld de winst vóór investeringsaftrek en ondernemersaftrek.

2.11.

Bij vonnis van de rechtbank van 29 april 2013 is belanghebbende veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf voor – onder meer – het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2007. Deze veroordeling is, zij het met een wisselende lengte van de (voorwaardelijke) gevangenisstraf, gehandhaafd in hoger beroep en in cassatie.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen zijn in geschil de antwoorden op de volgende vragen:

I. Zijn de bezwaren tegen de aanslagen over het jaar 2007 terecht niet-ontvankelijk verklaard?

II. Zijn de aanslagen niet tijdig opgelegd?

III. Voldoen de navorderingsaanslagen aan de eisen voor navordering?

IV. Zijn de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

V. Is de verzuimboete 2009 terecht opgelegd?

VI. In hoeverre heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de procedure?

3.2.

Voor de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de stukken die partijen hebben ingediend en naar het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

6 Proceskosten

7 Beslissing