Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-02-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1271, 8718741
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-02-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1271, 8718741
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 februari 2021
- Datum publicatie
- 18 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:1271
- Zaaknummer
- 8718741
Inhoudsindicatie
Deelgeschilprocedure. Werkgeversaansprakelijkheid artikel 7:658 BW. De kantonrechter is van oordeel dat het struikelen over een rondslingerend rugzakje in de gegeven omstandigheden aan te merken is als een “huis- tuin- en keukenongeval”, dat in het gewone dagelijkse leven kan gebeuren door een combinatie van onoplettendheid en pech en dat de eigen afwegingen die de werknemer in casu heeft gemaakt bij het ontstaan van het ongeval een rol hebben gespeeld. Voor dergelijk struikelgevaar behoefde de werkgever de werknemer niet te waarschuwen. Werkgever is niet tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht met betrekking tot de veiligheid van de werkzaamheden en werkomgeving van de werknemer en derhalve niet aansprakelijk voor de door werknemer als gevolg van de val geleden schade.
Uitspraak
beschikking
Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: 8718741 / OV VERZ 20-7171
Beschikking van 24 februari 2021
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats eiseres] ,
verzoekster,
advocaten: mr. K.J. Nijman-Weninger en mr. G.A. van der Corput te Alphen aan den Rijn,
tegen
1. de stichting
STICHTING HET ZEEUWSE LANDSCHAP,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heinkenszand,
2. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
verweersters,
advocaat: mr. S.C. van Dijke te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiseres] , de Stichting en NN genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift deelgeschil artikel 1019w Rv ter vaststelling van de aansprakelijkheid en volgende rechtsvordering met producties 1-18
- het verweerschrift in deelgeschil met producties A-D
- de brief van mr. Van der Corput d.d. 5 januari 2021 met producties 19 en 20
- de mondelinge behandeling op 6 januari 2021 en de ter gelegenheid daarvan door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2 De feiten
De Stichting beheert het natuurgebied met slikken, platen en schorren, doorsneden met geulen, waar met vloed het water de zogenaamde ‘schorgeulen’ binnenstroomt, genaamd ‘Verdronken Land van Saeftinghe’. In dit natuurgebied worden vanuit het bezoekerscentrum aan de Emmaweg 4 te Nieuw Namen excursies georganiseerd door de Stichting.
NN is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de Stichting.
[eiseres] is werkzaam bij de Stichting als schoonmaakster, medewerkster bezoekerscentrum en baliemedewerkster. Op 27 juni 2016 is haar tijdens het uitvoeren van werkzaamheden bij de Stichting een ongeval overkomen. Zij is ten val gekomen bij het bezoekerscentrum toen zij heen en weer liep om circa 50 rugzakken van scholieren, die binnen opgeslagen waren tijdens hun excursie, naar buiten te verplaatsen.
Als gevolg hiervan heeft [eiseres] letsel opgelopen, te weten een gebroken middenvoetsbeentje van haar linker voet.
Bij brief van 21 december 2016 heeft [eiseres] de Stichting aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.
Op 6 februari 2017 heeft NN de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Expertisebureau Cunningham Lindsey, thans Sedgwick, heeft in opdracht van NN een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeval en op 25 april 2018 daarvan een rapportage uitgebracht.
NN heeft de aansprakelijkheid bij brief van 13 juni 2018 wederom van de hand gewezen.
3 Het geschil
[eiseres] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat verweersters hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens [eiseres] voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het haar op 27 juni 2016 overkomen ongeval;
II. te verklaren voor recht dat verweersters gehouden zijn tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten op grond van de tussen [eiseres] en haar advocaten gesloten overeenkomst. Dat wil zeggen dat verweersters in zowel het gerechtelijke als het buitengerechtelijke traject een uurtarief verschuldigd zijn van twee keer het uurtarief van de behandelende advocaat, voor zover het aantal bestede uren redelijk is;
III. de kosten ex artikel 1019aa Rv te begroten op een bedrag van € 17.114,24 en verweersters hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de advocaatkosten en het griffiegeld.
[eiseres] stelt daartoe dat de Stichting als werkgever niet heeft voldaan aan haar zorgplicht en aansprakelijk is op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW. Het probleem met het droog en veilig opbergen van rugzakjes was bij de Stichting bekend en er waren meerdere acties mogelijk om een chaotische situatie zoals die zich voordeed op de dag van het ongeval te voorkomen, aldus [eiseres] . Zij stelt dat de Stichting niet heeft voldaan aan haar zorgplicht door geen van die acties te nemen. [eiseres] betwist dat valgevaar in de onderhavige situatie een algemeen bekend gevaar is en stelt voorts dat er geen sprake was van een alledaagse situatie.
De Stichting voert verweer tegen de verzoeken en concludeert tot afwijzing daarvan. Zij stelt dat van hoofdelijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn. De Stichting voert daartoe aan dat sprake was van een algemeen bekend gevaar c.q. een alledaags risico, dat [eiseres] de situatie waardoor zij struikelde zelf in het leven heeft geroepen en dat van haar extra oplettendheid mocht worden verwacht aangezien zij zelf de rugzakjes buiten had gezet en had gezien dat de kinderen de rugzakjes hadden verplaatst. De kans op het struikelen over rondslingerende rugzakjes is volgens de Stichting niet groot nu er sprake was van een incidentele situatie, zodat geen extra maatregelen geboden zijn.
Tenslotte voert De Stichting verweer tegen de vorderingen betreffende buitengerechtelijke kosten en de hoogte van de kosten van de deelgeschilprocedure.