Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-04-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1697, AWB - 18 _ 4783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-04-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1697, AWB - 18 _ 4783

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 april 2021
Datum publicatie
10 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:1697
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4783

Inhoudsindicatie

Energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie (ODE) / mineralogisch procedé als bedoeld in art. 64, lid 4, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) / proceskostenvergoeding

Belanghebbende produceert (onder meer) keramische wand- en vloertegels.

Tussen partijen is in geschil of (ook) het bij het sproeidrogen (als onderdeel van het productieproces) verbruikte aardgas is vrijgesteld van EB en ODE. De inspecteur voert aan dat de vrijstelling alleen van toepassing is voor de deelprocessen van de vervaardiging waarbij de mineralogische samenstelling en eigenschappen van het product wijzigen.

De rechtbank overweegt dat art. 64, lid 4, van de Wbm geen omschrijving geeft van wat onder een mineralogisch procedé moet worden verstaan, maar een opsomming van vervaardigingen van producten die als zodanig worden aangemerkt. Voor toepassing van de vrijstelling draait het in dit geval dus enkel nog om de vraag wat onder ‘de vervaardiging van keramische producten’ moet worden verstaan. Uitgaande van deze uitleg is tussen partijen niet in geschil dat sproeidrogen onderdeel is van het vervaardigen van keramische producten en dat het gebruik van aardgas voor het sproeidrogen dan onder de vrijstelling valt. Beroep gegrond.

Geen vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Wel vergoeding voor door belanghebbende op eigen naam en briefpapier ingediend beroepschrift en conclusie van repliek nu onbestreden is gesteld dat de gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend bij de voorbereiding van deze stukken.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/4783 tot en met 18/4785

uitspraak van 8 april 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Koninklijke Mosa B.V., gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft de volgende verzoeken om teruggaaf van energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie (ODE) ingediend:

-

over het eerste kwartaal 2017 EB tot een bedrag van € 124.989 en ODE tot een bedrag van € 14.893;

-

over het tweede kwartaal 2017 EB tot een bedrag van € 89.083 en ODE tot een bedrag van € 10.620;

-

over het derde kwartaal 2017 EB tot een bedrag van € 44.682 en ODE tot een bedrag van € 4.933.

1.2.

De inspecteur heeft de volgende beschikkingen aan belanghebbende afgegeven:

-

op 31 augustus 2017 is ten aanzien van het eerste kwartaal 2017 teruggaaf verleend van EB tot een bedrag van € 39.372 en ODE tot een bedrag van € 4.209, waarbij € 243 belastingrente is vergoed;

-

op 24 oktober 2017 is ten aanzien van het tweede kwartaal 2017 teruggaaf verleend van EB tot een bedrag van € 25.991 en ODE tot een bedrag van € 2.779;

-

op 5 februari 2018 is ten aanzien van het derde kwartaal 2017 teruggaaf verleend van EB tot een bedrag van € 33.128 en ODE tot een bedrag van € 3.542.

1.3.

Belanghebbende heeft op respectievelijk 19 september 2017, 24 november 2017 en 13 februari 2018 bezwaar gemaakt tegen de in 1.2 genoemde beschikkingen.

1.4.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 juni 2018 de bezwaren afgewezen.

1.5.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 juli 2018, ontvangen bij de rechtbank op 19 juli 2018, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 338.

1.6.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.8.

Partijen hebben vóór de zitting pleitnota’s ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende produceert (onder meer) keramische wand- en vloertegels. Het proces van vervaardigen van keramische producten bestaat uit vier onderdelen: voorbewerken, vormgeven, drogen en bakken. Onderdeel van het voorbewerken bij fijn keramische producten, zoals keramische wand- en vloertegels, is het zogenaamde sproeidrogen. Bij de productie verbruikt belanghebbende aardgas voor het sproeidrogen van de grondstoffen, het drogen en branden van de tegels, het verpakken van de tegels in krimpfolie en het verwarmen van het bedrijfspand.

2.2.

Bij het sproeidrogen wordt poeder, granulaat genoemd, gevormd uit een oplossing, slurry genoemd. Tijdens het sproeidrogen wordt het in de slurry aanwezige water verminderd met 95% en ontstaan korrels, die essentieel zijn voor het persen van de tegels.

2.3.

Belanghebbende is een bedrijf dat volgens de Standaard Bedrijfsindeling van 21 juli 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek behoort tot code 23 (hierna: SBI-code). De vervaardiging van keramische wand- en vloertegels valt onder SBI-code 2331.

2.4.

Aan belanghebbende wordt door de aardgasleverancier EB en ODE in rekening gebracht. Bij de in 1.1 vermelde verzoeken heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van een deel van de aan haar in rekening gebracht EB en ODE met een beroep op de vrijstelling voor gebruik van aardgas voor mineralogische procedés als bedoeld in artikel 64, vierde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm).1 De inspecteur heeft het verzoek afgewezen voor zover het gaat om aardgas gebruikt bij het sproeidrogen.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of het door belanghebbende gebruikte aardgas tijdens het zogeheten sproeidrogen is vrijgesteld op grond van artikel 64, vierde lid, van de Wbm.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en een aanvullende teruggaaf van EB en ODE van in totaal € 87.929. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing