Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2725, AWB - 19 _ 4446

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2725, AWB - 19 _ 4446

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 juni 2021
Datum publicatie
7 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2725
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4446

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht

locatie Breda

zaaknummer BRE 19/4446

uitspraak van 4 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

en

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2019 (bestreden besluit) van de heffingsambtenaar over de aanslag rioolheffing 2019 voor de onroerende zaak aan [adres 1] te [woonplaats] .

Het beroep is behandeld op zitting in Middelburg op 23 april 2021. Haar echtgenoot [echtgenoot] was daarbij aanwezig. Namens de heffingsambtenaar was daarbij aanwezig [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. Feiten

In een beschikking van 27 februari 2019 heeft de heffingsambtenaar aanslagen rioolheffing 2019 bekendgemaakt voor de onroerende zaak aan [adres 1] te [woonplaats] .

Daarnaast heeft de heffingsambtenaar in een andere beschikking met dezelfde datum aanslagen rioolheffing 2019 bekendgemaakt voor de onroerende zaak aan [adres 2] te [woonplaats] .

Belanghebbende heeft op 15 maart 2019 bezwaar gemaakt.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar tegen de beschikking die betrekking heeft op [adres 1] te [woonplaats] bij bestreden besluit ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft daar op 26 augustus 2019 beroep tegen ingesteld.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om een aanslag rioolheffing te leggen voor zowel [adres 1] als [adres 2] , omdat sprake is van één eigenaar en één aansluiting op het riool. Het riool is aangesloten op het zakelijk deel van het pand: [adres 2] . In dat deel van het gebouw is de toiletruimte voor het hele gebouw gelegen.

3.1

Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat in het object één toilet aanwezig is waar zowel de gebruikers van het kantoor aan [adres 2] als de bewoners van de woning aan [adres 1] gebruik van maken. Gelet daarop is tijdens de zitting vastgesteld dat dan de twee delen van het pand in het kader van de gemeentelijke belastingen ten onrechte zijn aangemerkt als twee zelfstandige onroerende zaken (twee objecten in de zin van de Wet WOZ) en dat in ieder geval ten onrechte twee keer rioolheffing is geheven.

De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en de aanslag rioolheffing voor [adres 1] voor het jaar 2019 herroepen. Ter zitting hebben de heffingsambtenaar en belanghebbende afgesproken dat de gemeentelijke belastingen voor [adres 1] en [adres 2] voor de jaren 2017 t/m 2021 opnieuw bekeken zullen worden.

3.2

De rechtbank zal bepalen dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

herroept de aanslag rioolbelasting 2019;

-

gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 1 juni 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel