Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2811, AWB - 20 _ 6053

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2811, AWB - 20 _ 6053

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
3 juni 2021
Datum publicatie
14 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2811
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6053

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/6053

uitspraak van 3 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 2 april 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.470 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01) en een gelijktijdig opgelegde beschikking belastingrente van € 67.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 maart 2021 aan haar op het adres [adres] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de – kennelijk door medewerkers van PostNL – geplaatste aantekeningen op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt de rechtbank af dat de reden van onbestelbaarheid onbekend is.

Op 29 maart 2021 heeft de griffier schriftelijke inlichtingen van de gemeente opgevraagd, waaruit blijkt dat belanghebbende op die datum in de basisregistratie persoonsgegevens ingeschreven stond op het door haar opgegeven adres. Op diezelfde datum is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan belanghebbende toegezonden. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart:

- het beroep ongegrond voor zover het ziet op de aanslag IB/PVV 2017;

- zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek om een betalingsregeling.

2 Gronden

2.1.

Op 9 maart 2018 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 ingediend. Het belastbaar inkomen uit werk en woning in die aangifte is als volgt opgebouwd.

Uitkering [gemeente]

€ 11.987 (loonheffing: € 3.224)

Persoonsgebonden aftrek

€ 3.517

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 8.470

2.2.

Met dagtekening 2 juni 2018 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag conform de ingediende aangifte opgelegd berekend op een teruggaaf van € 2.384.

2.3.

Bij de vaststelling van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 met dagtekening 29 november 2019 is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte. Uit de door de inhoudingsplichtige, de [gemeente] , verstrekte gegevens is gebleken dat belanghebbende een uitkering heeft genoten van € 14.987 (€ 3.000 meer dan belanghebbende heeft opgenomen in haar aangifte), waarvan € 3.224 aan loonheffingen is ingehouden. De inspecteur heeft daarom € 3.000 aan inkomsten bijgeteld en daarmee het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 11.470.

2.4.

In geschil is of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 naar de juiste hoogte is vastgesteld.

2.5.

De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van het inkomen op de inspecteur rust. Naar het oordeel van de rechtbank is de inspecteur geslaagd in zijn bewijslast doordat hij bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 gebruik heeft gemaakt van de gegevens die zijn verstrekt door de inhoudingsplichtige, te weten de [gemeente] . Volgens belanghebbende zijn deze gegevens onjuist. Uit de door belanghebbende overgelegde bewijsstukken blijkt niet wat er precies onjuist is aan de verstrekte gegevens en evenmin dat het belastbaar inkomen van belanghebbende lager is dan is vastgesteld door de inspecteur. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om de juistheid van deze gegevens te twijfelen. De inspecteur heeft daarom de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 naar de juiste hoogte vastgesteld. Het beroep van belanghebbende is daarom ongegrond.

2.6.

Belanghebbende heeft daarnaast verzocht om een betalingsregeling indien de rechtbank tot de conclusie komt dat het inkomen van belanghebbende terecht is vastgesteld door de inspecteur. Op grond van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen staat bij de bestuursrechter slechts beroep open tegen besluiten ingevolge een belastingwet indien het gaat om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. De belastingrechter is echter niet bevoegd uitspraak te doen over een verzoek om een betalingsregeling van een opgelegde belastingaanslag. Belanghebbende kan een verzoek om een betalingsregeling indienen bij de ontvanger.

2.7.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 3 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.