Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2861, 02-820368-17

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2861, 02-820368-17

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 juni 2021
Datum publicatie
8 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2861
Zaaknummer
02-820368-17

Inhoudsindicatie

Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaar schuldig gemaakt aan verduiste¬ring van geld dat hij in zijn hoedanigheid als directeur/financieel adviseur/vermogens¬¬beheerder en/of executeur testamentair onder zich had. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van personen uit zijn klantenkring als belasting¬adviseur, waarbij hij de slachtoffers heeft voorgehouden dat zij slechts kortlopende leningen aangingen tegen rendabele rentepercentages en heeft hij misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie die zijn klanten met hem hadden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/820368-17

vonnis van de meervoudige kamer van 8 juni 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,

wonende [adres] ,

raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 mei 2021, waarbij de officier van justitie, mr. J. Zondervan, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 2 juni 2021.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: zich tegenover [naam 1] heeft schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van € 67.700,-;

feit 2: zich tegenover [naam 2] heeft schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering van € 100.000,-;

feit 3: zich tegenover [naam 3] heeft schuldig gemaakt aan verduistering van € 235.350,- dan wel € 108.528,-;

feit 4: zich tegenover [naam 4] en/of [naam 5] heeft schuldig gemaakt aan oplichting van

€ 105.000,- dan wel € 80.000,-, dan wel verduistering van € 80.000,-;

feit 5: zich tegenover [naam 6] heeft schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering van € 25.000,-;

feit 6: zich tegenover [naam 7] heeft schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering van € 92.000,-;

feit 7: zich tegenover [naam 8] en/of [naam 9] heeft schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering van € 40.000,-;

feit 8: zich tegenover [naam 10] en/of [naam 11] heeft schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering van € 17.000,-;

feit 9: zich tegenover [naam 12] heeft schuldig gemaakt aan verduistering van € 50.000,-.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

5 De strafbaarheid

6 De strafoplegging

7 De benadeelde partij

8 De wettelijke voorschriften

9 De beslissing