Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3059, AWB - 19 _ 3991

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3059, AWB - 19 _ 3991

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 juni 2021
Datum publicatie
29 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3059
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3991
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 9

Inhoudsindicatie

Artikel 9 van de Wet OB

Belanghebbende exploiteert een theater. De prijs van een entreekaartje voor een voorstelling bestaat in beginsel uit één bedrag waarvan € 3,75 in rekening wordt gebracht voor het gebruik van de garderobe, een pauzedrankje en de administratiekosten. Volgens belanghebbende is (ook) op het alcoholisch pauzedrankje het – voor theatervoorstellingen geldende – verlaagde tarief van toepassing nu sprake is van één ondeelbare economische prestatie, aangezien het verstrekken van het pauzedrankje opgaat in de hoofdprestatie, namelijk het theaterbezoek. Naar het oordeel van de rechtbank is het verkrijgen van een drankje vanuit het perspectief van een gemiddelde bezoeker een afzonderlijk belang ten opzichte van toegang tot de theatervoorstelling. Evenmin kan gezegd worden dat een splitsing van de hier te onderscheiden handelingen, te weten toegang tot een voorstelling, de garderobe, het pauzedrankje en de administratiekosten, kunstmatig zou zijn, althans in elk geval niet wat betreft het pauzedrankje. Dit brengt mee dat belanghebbende voor de alcoholische pauzedrankjes niet het verlaagde tarief kan toepassen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/3991

uitspraak van 17 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 € 570 op aangifte (aangiftenummer [aangiftenummer] .B.01.8300) voldaan.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juni 2019 het bezwaar van belanghebbende afgewezen en geen omzetbelastingteruggaaf verleend.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij fax van 31 juli 2019, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben nog de volgende stukken ingediend:

-

Van de zijde van belanghebbende: 8 november 2019, 7 oktober 2020, 4 mei 2021 en 6 mei 2021;

-

Van de zijde van de inspecteur: 9 december 2019, 13 april 2021 en 18 mei 2021.

1.6.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft bij brieven van 21 mei 2021 partijen laten weten dat het onderzoek gesloten is en een schriftelijke uitspraak aangekondigd binnen zes weken.

2 Feiten

2.1.

De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het verlenen van toegang tot schouwburg, (theater)voorstellingen en concerten.

2.2.

De prijs van een entreekaartje bestaat in beginsel uit één bedrag voor de voorstelling, gebruik van de garderobe, een pauzedrankje en de administratiekosten. Op de website van belanghebbende wordt vermeld dat de prijs inclusief € 3,75 is voor de garderobe, een pauzedrankje en de administratiekosten. Dit bedrag wordt in rekening gebracht ongeacht of de bezoekers gebruik maken van de geboden faciliteiten.

2.3.

Bij voorstellingen van lokale verenigingen worden entreekaartjes exclusief, de administratiekosten, de garderobe en een pauzedrankjes verkocht. In dat geval betalen de bezoekers apart voor deze faciliteiten.

2.4.

Voor de voorstellingen met een entreekaartje die (onder andere) inclusief een pauzedrankje wordt aangeboden, worden de pauzedrankjes (zowel alcoholische als non-alcoholische drankjes) klaargezet in de foyers van het theater. De bezoekers kunnen zelf een drankje pakken. Bezoekers die een ander drankje wensen, kunnen dat bestellen aan de bar. Daarbij geldt enkel een bijbetaling voor gedestilleerde dranken.

2.5.

Belanghebbende heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het tijdvak 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018. Daarbij is voor de pauzedrankjes voor 2/3-deel het lage tarief toegepast. Over 1/3-deel (de alcoholische drankjes), zijnde € 13.900 is 21% (€ 2.919) afgedragen.

2.6.

In bezwaar heeft belanghebbende gesteld dat ook op het 1/3-deel, de alcoholische drankjes, het verlaagde tarief moet worden toegepast. Alsdan is over het 1/3-deel van de pauzedrankjes € 952 omzetbelasting verschuldigd zodat belanghebbende recht heeft op een teruggaaf van € 1.967. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is uitsluitend het tarief op de alcoholische pauzedrankjes in geschil. Meer specifiek is in geschil of de verstrekking van (alcoholische) pauzedrankjes als bijkomende prestatie opgaat in het verlenen van toegang tot muziek- of toneelvoorstellingen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is tevens in geschil of het verstrekken van alcoholische pauzedrankjes is uitgesloten van het verlaagde tarief omdat er sprake is van ‘voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf’ als bedoeld in post b.12 van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en het verlenen van een teruggaf van € 1.967. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

6 Proceskosten

7 Beslissing