Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3284, BRE_18_1981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3284, BRE_18_1981

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 mei 2021
Datum publicatie
16 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3284
Zaaknummer
BRE_18_1981

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer: BRE 18/1981

uitspraak van 7 mei 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft op 22 december 2015 een informatiebeschikking voor de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2010 tot en met 2013 aan belanghebbende gegeven (hierna: de informatiebeschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard en de vragen 7 en 9 ingetrokken.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is doorgestuurd naar belanghebbende.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2021 te Breda. Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaken met de nummers BRE 18/1980, BRE 18/2566 en BRE 18/2567. De zaken met de nummers BRE 18/1980, BRE 18/2566 en BRE 18/2567 hebben betrekking op de (ex-)echtgenoot van belanghebbende, [B] (hierna: [B]). Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende was in de jaren 2010 tot en met 2013 gehuwd met [B].

2.2.

Bij brief van 8 juli 2015 heeft de inspecteur, ter controle van de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2013, 35 vragen aan belanghebbende gesteld. De vragen zijn onderverdeeld in de categorieën “Inkomen uit Arbeid”, “Resultaat ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen”, “Eigen woning”, “Inkomen uit aanmerkelijk belang”, “Schulden en voordeel uit sparen en beleggen” en “Persoonsgebonden aftrek”.

De reactietermijn bedroeg vier weken na dagtekening van deze brief.

2.3.

Wegens het uitblijven van een reactie heeft de inspecteur het informatieverzoek herhaald bij brief van 6 augustus 2015.

2.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 7 augustus 2015 verzocht om uitstel voor beantwoording van voornoemde vragen.

2.5.

De inspecteur heeft bij e-mailbericht van 10 augustus 2015 uitstel verleend tot 18 september 2015.

2.6.

Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 17 september 2015 voor de tweede keer om uitstel verzocht, ditmaal tot 2 oktober 2015.

2.7.

Bij e-mailbericht van 18 september 2015 heeft de inspecteur het tweede uitstelverzoek gehonoreerd.

2.8.

Belanghebbende en de inspecteur zijn op 2 oktober 2015 telefonisch overeengekomen dat nogmaals, voor de derde keer, uitstel verleend zal worden tot 9 november 2015.

2.9.

Belanghebbende heeft bij brief van 6 november 2015 informatie verstrekt aan de inspecteur. In deze brief wordt verwezen naar bijlagen. De inspecteur heeft geen afschriften van deze bijlagen bij het verweerschrift gevoegd.

2.10.

De inspecteur heeft op deze brief gereageerd bij brief van 30 november 2015. De inspecteur heeft in deze brief per vraag uitgewerkt of belanghebbende informatie heeft verstrekt, de verstrekte informatie voldoende is en zo nee, welke informatie nog verstrekt dient te worden. De inspecteur heeft vragen 8 en 10 opgesplitst in deelvragen. Voorts blijkt uit deze brief dat de inspecteur vragen 12, 13, 17, 18 en 19 voldoende beantwoord acht. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende informatie vóór 21 december 2015 te verstrekken.

2.11.

Bij per e-mail verzonden brief van 18 december 2015 heeft belanghebbende opnieuw (voor de vierde maal) om uitstel voor het aanleveren van de gevraagde gegevens en inlichtingen verzocht.

2.12.

De inspecteur heeft niet op laatstgenoemde uitstelverzoek gereageerd.

2.13.

De inspecteur heeft vervolgens op 22 december 2015 de informatiebeschikking aan belanghebbende gegeven. De informatiebeschikking heeft, volgens de aanhef, betrekking op de heffing van IB/PVV voor de jaren 2010 tot en met 2013 van belanghebbende.

2.14.

De inspecteur citeert in de informatiebeschikking de passages uit de brief van 30 november 2015 waarin, per vraag, is opgenomen welke gegevens en inlichtingen belanghebbende, zijns inziens, nog niet heeft verstrekt. De inspecteur heeft daarbij de vragen 12, 13, 17, 18 en 19 verwijderd en de resterende vragen hernummerd. De reactietermijn bedraagt vier weken vanaf dagtekening van de informatiebeschikking.

2.15.

Bij e-mailbericht van 12 januari 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan de inspecteur medegedeeld dat de aan haar gestelde reactietermijn te kort is.

2.16.

Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 14 januari 2016 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. De inspecteur heeft het bezwaarschrift op 15 januari 2016 ontvangen.

2.17.

Vervolgens heeft belanghebbende bij brieven van 5 februari 2016, 29 februari 2016, 21 april 2016 en 14 september 2016 inlichtingen aan de inspecteur verstrekt. In de brieven van 5 februari 2016, 21 april 2016 en 14 september 2016 wordt verwezen naar bijlagen. De inspecteur heeft geen afschriften van deze bijlagen bij het verweerschrift gevoegd.

2.18.

Bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2018 is de inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van belanghebbende, in die zin dat hij de informatiebeschikking voor wat betreft de vragen 7 en 9 heeft ingetrokken. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur bovendien opgemerkt dat de vragen 8 en 10 gedeeltelijk beantwoord zijn. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt echter niet welke deelvragen de inspecteur voldoende beantwoord acht.

2.19.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft in het verweerschrift opgenomen dat, na herbeoordeling van het dossier, is gebleken dat naast de vragen 7 en 9 ook de (deel)vragen 1 tot en met 3, 5, 6, 8a, 8c, 10b1, 13 en 14 voldoende beantwoord en/of niet meer relevant zijn. Met betrekking tot de overige vragen heeft de inspecteur in het verweerschrift beargumenteerd waarom deze, zijns inziens, onvoldoende beantwoord zijn en welke informatie ontbreekt.

2.20.

[B] heeft, in het kader van een controleonderzoek voor de omzetbelasting (hierna: OB), 770 bladzijden aan stukken aan de inspecteur voor de OB verstrekt. De inspecteur heeft geen afschrift van deze informatie overgelegd aan de rechtbank.

2.21.

De griffier heeft in de ochtend van 22 maart 2021 telefonisch aan de inspecteur medegedeeld dat de bijlagen bij de antwoordbrieven van 6 november 2015, 5 februari 2016, 14 april 2016 en 14 oktober 2016 niet aan de rechtbank zijn overgelegd. Dit betreft de dagtekening van de antwoordbrieven in de procedure met betrekking tot de aan [B] gegeven informatiebeschikking met nummer BRE 18/1980.

2.22.

De inspecteur heeft hierop, door middel van zes afzonderlijke e-mailberichten, op 24 maart 2021 een groot aantal stukken, in totaal 829 bladzijden, bij de rechtbank ingediend. De inspecteur heeft deze stukken in de begeleidende e-mailberichten aangeduid als bijlagen bij de antwoordbrieven van 16 november 2015, 5 februari 2016, 14 april 2016 en 14 oktober 2016.

3 Geschil

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

2. Is voldaan aan de in artikel 7:10, lid 4, Awb voor nadere verlenging van de termijn om uitspraak op bezwaar te doen gestelde voorwaarden?

3. Is er sprake van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheids- en proportionaliteitsbeginsel?

4. Is het aan de informatiebeschikking ten grondslag liggende informatieverzoek voldoende duidelijk?

5. Kunnen de gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de belastingheffing ten aanzien van belanghebbende?

6. Dient de informatiebeschikking (gedeeltelijk) vernietigd te worden, wegens het verstrekken van gevraagde gegevens en inlichtingen?

7. Is het aan het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking op grond van artikel 25, lid 3, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) juncto 27e, lid 1, AWR verbonden rechtsgevolg van omkering en verzwaring van de bewijslast onredelijk en/of disproportioneel?

8. Heeft belanghebbende recht op toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van deze procedure?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking voor zover deze zien op de vragen 1 tot en met 3, 5, 6, 7, 8a, 8c, 9, 10b1, 13 en 14.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing