Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3585, BRE-20_765

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3585, BRE-20_765

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 juli 2021
Datum publicatie
27 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3585
Zaaknummer
BRE-20_765

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/765

uitspraak van 16 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , [land]

belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 1 juli 2020, verzonden op 10 juli 2020.

1 Behandeling van het verzet

1.1.

Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het beroepschrift.

1.2.

Bij brief van 4 augustus 2020, ontvangen bij de rechtbank op 17 augustus 2020, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2021 in Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Via een digitale beeldverbinding is gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van [gemachtigde] .

2 Feiten en de gronden van het verzet

2.1.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 12 november 2019 is het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, maar is het verzoek om teruggaaf BPM vanwege export met beschikkingsnummer [aanslagnummer] afgewezen.

2.2.

Bij brief met dagtekening 20 december 2019, ontvangen bij de rechtbank Gelderland op 10 januari 2020, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De frankeersticker op de enveloppe vermeldt de datum 7 januari 2020.

2.3.

Bij brief van 1 maart 2020 reageert belanghebbende op het verzoek van de rechtbank om aan te geven waarom het beroepschrift is ingediend na afloop van de beroepstermijn. Belanghebbende stelt het beroepschrift op 19 december 2019 in Portugal te hebben gepost bij een klein postkantoor en dat er sprake kan zijn geweest van vertraging in de postbezorging rond de feestdagen.

2.4.

Bij vereenvoudigde uitspraak van de rechtbank van 1 juli 2020, verzonden op 10 juli 2020, is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat gezien de datum van de poststempel geen sprake is van tijdige ter post bezorging en dat de door belanghebbende gestelde omstandigheden geen redenen vormen om de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar te achten.

2.5.

De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift. Ter zitting heeft belanghebbende het verzet nader toegelicht.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).

3.2.

De enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden bevat een frankeersticker met de datum 7 januari 2020. Het beroepschrift is daarmee niet tijdig ingediend. Ook als van belanghebbendes stelling wordt uitgegaan, dat het beroepschrift op 19 december 2019 bij het postkantoor in Portugal is aangeboden, is sprake van een niet tijdig ingediend beroepschrift. Het beroepschrift is immers later dan een week na afloop van de termijn ontvangen.

3.3.

Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.

3.4.

Voor zover belanghebbende heeft bedoeld een beroep te doen op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding met zijn stelling dat er sprake is geweest van doorzending van het beroepschrift vanuit de rechtbank Gelderland, kan die stelling hem niet baten. De rechtbank gaat voor de ontvangstdatum van het beroep namelijk uit van de datum waarop het beroepschrift door de rechtbank Gelderland is ontvangen (zie 2.2). De rechtbank verwerpt tevens de stelling dat de periode rond kerst en oud en nieuw mogelijk voor vertraging bij de postbezorging heeft gezorgd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat belanghebbende het beroepschrift voor de kerst ter post heeft bezorgd, gelet op de datum op de frankeersticker en zelfs als dat wel zo was, dan dient een vertraging in de postbezorging in dit geval voor risico van belanghebbende te blijven. Van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De rechtbank heeft het beroep in de in verzet bestreden uitspraak daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet moet ongegrond worden verklaard.

3.5.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4 Beslissing