Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3629, BRE-19_5373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3629, BRE-19_5373

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 juli 2021
Datum publicatie
27 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3629
Zaaknummer
BRE-19_5373

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/5373

uitspraak van 16 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 4 december 2020, verzonden op 11 december 2020.

1 Behandeling van het verzet

1.1.

Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond dat de gehele rechtsgang is doorlopen. In dezelfde uitspraak heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de invordering van aanslagen.

1.2.

Bij brief van 21 januari 2021 heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

1.4.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 26 mei 2021 aan het door belanghebbende opgegeven adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. Dit wordt tevens bevestigd door de Track&Trace gegevens van PostNL, waaruit volgt dat het poststuk op 27 mei 2021 is afgegeven op het door belanghebbende opgegeven adres. De inspecteur is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Ter zitting van 2 juli 2021 te Breda is derhalve niemand verschenen.

2 Feiten en de gronden van het verzet

2.1.

Bij de in verzet bestreden uitspraak is het beroep van belanghebbende kennelijk ongegrond verklaard op grond dat de rechtsgang reeds is doorlopen en het niet mogelijk is om opnieuw een bezwaar- en beroepsprocedure te starten om een nieuwe inhoudelijk behandeling te krijgen. Tevens heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de invordering van de naheffingsaanslagen.

2.2.

De gronden waarop het verzet van belanghebbende is gebaseerd staan vermeld in het verzetschrift.

2.3.

Belanghebbende is in gelegenheid gesteld om (aanvullende) gronden aan te voeren. Op verzoek van belanghebbende is er uitstel verleend tot 1 maart 2021. De griffier heeft belanghebbende, na het uitblijven van een reactie, bij aangetekende brief van 16 maart 2021 nogmaals de gelegenheid geboden om (aanvullende) verzetsgronden in te dienen. Hierop is geen reactie meer ontvangen.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

In verzet geeft belanghebbende enkel aan dat hij het niet eens is met het feit dat zijn zaak is afgedaan middels een vereenvoudigde behandeling. De rechtbank overweegt als volgt.

3.2.

Op de hoofdregel dat in elke beroepsprocedure in beginsel een zitting plaatsvindt, worden in de wet diverse uitzonderingen gemaakt. Eén van die uitzonderingen biedt artikel 8:54 van de Awb. Op grond van artikel 8:54 Awb kan de rechter besluiten om een zaak vereenvoudigd te behandelen indien de rechter kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. In de in verzet bestreden uitspraak is naar het oordeel van de rechtbank terecht geoordeeld dat niet opnieuw bezwaar kon worden gemaakt. De gehele rechtsgang is reeds doorlopen tot en met de Hoge Raad, waarnaar de aanslagen onherroepelijk zijn vast komen te staan. De invordering van die aanslagen staat niet ter beoordeling aan de belastingrechter, zodat de rechtbank zich in de bestreden uitspraak dienaangaande terecht onbevoegd heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat over die beslissingen in redelijkheid geen twijfel mogelijk is, zodat niet kan worden gezegd dat geen vereenvoudigde behandeling (en daarmee een uitspraak zonder zitting) kon plaatsvinden.

3.3.

De gronden zoals door belanghebbende zijn aangevoerd kunnen niet leiden tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet juist is. Het verzet dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.

3.4.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4 Beslissing