Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3647, AWB 18_7137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3647, AWB 18_7137

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 juli 2021
Datum publicatie
27 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3647
Zaaknummer
AWB 18_7137

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 18/7137

uitspraak van 16 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2014 met dagtekening 30 november 2017 de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de aanslag). Tegelijk met de aanslag heeft de inspecteur een beschikking belastingrente en een boetebeschikking gegeven.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2018 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 44.000. De inspecteur heeft de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 23 oktober 2018, ontvangen bij de rechtbank op 24 oktober 2018, tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021 te Breda. Aldaar is belanghebbende met kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. De inspecteur is daar vertegenwoordigd door [inspecteur] .

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is geboren op 14 november 1973 en sinds 12 december 2012 gehuwd met [naam 1] . Volgens de gemeentelijke basisadministratie staan zij in 2014 ingeschreven in [woonplaats] . Belanghebbende en zijn echtgenote huren daar een huis en een garagebox en hebben samen een kind.

2.2.

Belanghebbende bezit 96% van de aandelen in [BV] (hierna: [BV] ).

2.3.

Belanghebbende is op 28 februari 2015 uitgenodigd, op 23 juni 2015 herinnerd en tenslotte op 22 september 2015 aangemaand om uiterlijk 6 oktober 2015 de aangifte IB/PVV 2014 in te dienen. Belanghebbende heeft op 9 augustus 2016 de aangifte IB/PVV 2014 ingediend.

2.4.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben volgens de ingediende aangifte IB/PVV 2014 geen belastbare inkomsten in box 1, beschikken niet over banksaldi of contanten en hebben geen schulden.

2.5.

Belanghebbende heeft - gedeeltelijk in 2014 - gedurende zeven maanden werkzaamheden verricht voor het [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). Belanghebbende heeft van [bedrijf] een [automerk 1] (hierna: de [automerk 1] ) met een fiscale cataloguswaarde van € 214.000 ter beschikking gekregen. De [automerk 1] is op 11 april 2014 in beslag genomen.

2.6.

Met ingang van 19 december 2011 heeft [BV] aan belanghebbende een

[automerk 2] (3-deurs) [model] (hierna: [automerk 2] ) met een fiscale cataloguswaarde van € 23.990 ter beschikking gesteld. Belanghebbende heeft met [automerk 2] taxidiensten verricht voor het [taxibedrijf] (hierna: [taxibedrijf] ). Deze leaseauto is op 10 maart 2017 ingeleverd bij de leasemaatschappij met een kilometerstand van 146.620 kilometer. De leasetermijnen heeft belanghebbende in privé contant betaald. Brandstofkosten zijn niet ten laste van de bankrekening van [BV] gekomen en zijn privé betaald.

2.7.

Belanghebbende heeft een ‘privatkreditvertrag’ overgelegd. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft volgens deze overeenkomst van geldlening op 12 juni 2013 aan belanghebbende een bedrag van € 160.000 contant verstrekt. De lening heeft een looptijd van zeven jaar, er zijn geen zekerheden gesteld en er is in de overeenkomst van geldlening geen rentepercentage overeengekomen.

2.8.

Belanghebbende heeft bankafschriften van zijn privérekening bij ABNAMRO verstrekt. In 2014 wordt voor een bedrag van in totaal € 4.940 aan contanten op de privérekening gestort.

2.9.

De inspecteur heeft de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.000. Daarnaast heeft de inspecteur bij gelijktijdige beschikkingen een verzuimboete opgelegd van € 344 en belastingrente van € 2.708 in rekening gebracht.

2.10.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 44.000. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd tot een resterend bedrag van € 1.393. De verzuimboete van € 344 is gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of over 2014 de vereiste aangifte is gedaan en of de inspecteur de aanslag IB/PVV 2014 tot het juiste bedrag heeft verminderd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing