Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3708, AWB - 20 _ 9355

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3708, AWB - 20 _ 9355

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 juli 2021
Datum publicatie
3 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3708
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9355

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9355

uitspraak van 22 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Waar gaat deze zaak over?

Het beroepschrift van 2 november 2020 over het bezwaar tegen een aan [belanghebbende] opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over de periode 21 maart 2020 tot en met 20 juni 2020 en een verzuimboete, en het bezwaar tegen de beslissing van de inspecteur dat geen dwangsom verschuldigd is door de inspecteur.

Zitting

De zitting is gehouden op 8 juli 2021 in Roermond. [belanghebbende] was aanwezig en, namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].

1 Inleiding

[belanghebbende] heeft voor zijn goederen onder bewind gestaan. De bewindvoerder is deze rechtszaak gestart namens [belanghebbende]. De bewindvoering is eind mei 2021 geëindigd. De bewindvoerder heeft dit aan de rechtbank gemeld. De uitnodiging voor de zitting is daarom ook naar [belanghebbende] gestuurd. De bewindvoerder heeft gemeld niet naar zitting te komen. Tijdens de zitting bleek dat [belanghebbende] niet precies wist waar de rechtszaak over gaat. [belanghebbende] meldde ook niet alles goed te begrijpen in het Nederlands.

[belanghebbende] wilde vooral weten of de zaak erover gaat of hij nog een niet-betaalde belastingschuld heeft. Dat is niet het geval. De inspecteur heeft op de zitting verteld dat de naheffingsaanslag en de boete al betaald zijn. Op de zitting is besproken dat [belanghebbende] niet in een slechtere positie kan komen door deze rechtszaak. De rechtszaak gaat er juist over of de inspecteur wat moet betalen aan [belanghebbende]. De bewindvoerder vindt namelijk dat de inspecteur geld (‘een dwangsom’) aan [belanghebbende] moet betalen, omdat de inspecteur te laat heeft beslist op onder meer het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete. De bewindvoerder heeft verder gezegd dat hij het niet eens is met de boete.

De rechtbank is van oordeel dat de bewindvoerder ongelijk heeft. De inspecteur hoeft geen dwangsom aan [belanghebbende] te betalen. Verder kan de rechtbank niet oordelen over de boete. Er is namelijk te laat een beroepschrift ingediend. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.

2 Motivering

Wat is er gebeurd?

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de boete aan [belanghebbende] opgelegd met als datum 3 juni 2020. Volgens de inspecteur had de bewindvoerder (namens [belanghebbende]) namelijk de rekening motorrijtuigenbelasting niet betaald. De bewindvoerder heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Vervolgens is het volgende gebeurd:

-

De bewindvoerder heeft de inspecteur een ingebrekestelling (een soort waarschuwing) gestuurd dat de inspecteur te laat is met het beslissen op het bezwaar. Deze ingebrekestelling is op 3 augustus 2020 ontvangen door de Belastingdienst.

-

De inspecteur heeft op 4 augustus 2020 uitspraak op bezwaar gedaan. Volgens de inspecteur is deze uitspraak op bezwaar verzonden naar de bewindvoerder. De bewindvoerder zegt echter dat hij de uitspraak op bezwaar niet ontvangen heeft.

-

De inspecteur heeft bij brief van 5 augustus 2020 aan de bewindvoerder laten weten dat de inspecteur geen dwangsom hoeft te betalen. De inspecteur vindt namelijk dat hij niet te laat is met beslissen (hierna: de dwangsombeslissing).

-

De bewindvoerder heeft bij brief van 8 augustus 2020 bezwaar gemaakt tegen de dwangsombeslissing. De bewindvoerder meldt dat de uitspraak op bezwaar niet is ontvangen.

-

De inspecteur heeft bij brief van 8 september 2020 daarop gereageerd. De inspecteur meldt daarin dat de uitspraak op bezwaar al gedaan is. De inspecteur meldt verder in de brief dat de uitspraak op bezwaar is bijgevoegd bij die brief. De brief is aangetekend verzonden naar de bewindvoerder en volgens gegevens van PostNL ontvangen.

-

De bewindvoerder heeft de inspecteur een ingebrekestelling (een soort waarschuwing) gestuurd dat de inspecteur te laat is met beslissen op het bezwaar tegen de dwangsombeslissing. De ingebrekestelling is op 2 november 2020 ontvangen door de Belastingdienst.

-

De bewindvoerder heeft bij de rechtbank een beroepschrift ingediend. Het beroepschrift is op 2 november 2020 ontvangen. De bewindvoerder schrijft daarin onder meer dat de inspecteur niet tijdig heeft beslist op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete. Hij vindt dat de inspecteur een dwangsom verschuldigd is. Ook vindt de bewindvoerder dat de inspecteur alvast een dwangsom verschuldigd is omdat de inspecteur te laat heeft beslist op het bezwaar tegen de dwangsombeslissing.

-

De inspecteur heeft op 10 november 2020 twee brieven gestuurd aan de bewindvoerder. In de eerste brief doet de inspecteur uitspraak op bezwaar tegen de dwangsombeslissing: de beslissing blijft hetzelfde (geen dwangsom). In de tweede brief beslist de inspecteur dat hij ook geen dwangsom verschuldigd is in verband met het bezwaar tegen de dwangsombeslissing.

De rechtbank merkt op dat de bewindvoerder dus twee dwangsommen wil:

-

een dwangsom in verband met bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete;

-

een dwangsom in verband met het bezwaar tegen de dwangsombeslissing.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Onderwerp 1: niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen naheffingsaanslag en de boete – dwangsom?

De bewindvoerder heeft een beroepschrift ingediend omdat volgens hem de inspecteur niet tijdig heeft beslist op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete.

Er gelden voor zo’n beroepschrift verschillende voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat de inspecteur eerst is gewaarschuwd dat de inspecteur te laat is met beslissen (‘ingebrekestelling’). Deze voorwaarde geldt ook voor een dwangsom.

De rechtbank is van oordeel dat niet aan deze voorwaarde is voldaan. De inspecteur had namelijk tot en met 26 augustus 2020 de tijd om te beslissen op het bezwaar.1 De ingebrekestelling van 3 augustus 2020 was dus te vroeg en is daarom geen geldige ingebrekestelling.

Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen is al om deze reden ‘niet-ontvankelijk’. Verder is de inspecteur geen dwangsom verschuldigd. Het beroep is op dit punt ‘ongegrond’.

Onderwerp 2: niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen dwangsombeslissing – dwangsom?

De bewindvoerder vindt dat de inspecteur niet tijdig heeft beslist op het bezwaar (van 8 augustus 2020) tegen de dwangsombeslissing (van 5 augustus 2020). De bewindvoerder heeft in zijn beroepschrift gezegd dat hij alvast daarvoor een dwangsom claimt.

Eén van de voorwaarden is dat de inspecteur eerst is gewaarschuwd dat de inspecteur te laat is met beslissen (‘ingebrekestelling’). Na een waarschuwing heeft de inspecteur vervolgens 14 dagen de tijd om alsnog te beslissen. Als de inspecteur niet binnen 14 dagen beslist, kan een beroepschrift tegen het niet-tijdig beslissen worden ingediend. Ook kan de inspecteur dan een dwangsom verschuldigd zijn.

De rechtbank is van oordeel dat het beroepschrift tegen het niet-tijdig beslissen te vroeg is ingediend. Het beroepschrift is namelijk tegelijk met de waarschuwing ingediend en niet pas na 14 dagen. Het beroep is al om deze reden ‘niet-ontvankelijk’. Verder is de inspecteur geen dwangsom verschuldigd. De inspecteur heeft namelijk binnen 14 dagen alsnog beslist: na de ingebrekestelling van 2 november 2020 heeft de inspecteur beslist op 10 november 2020. Het beroep is op dit punt ‘ongegrond’.

Onderwerp 3: de boete

De bewindvoerder heeft in de beroepsprocedure ook geklaagd over de boete. De rechtbank kan niet over die klacht oordelen. De rechtbank legt dit uit.

Er is een regel in de wet die gaat over de situatie dat een rechtszaak wordt gestart in verband met het niet-tijdig beslissen op een bezwaar en er vervolgens alsnog uitspraak op bezwaar wordt gedaan. Die regel brengt mee dat de rechter dan ook over die uitspraak op bezwaar kan oordelen. Deze regel is hier niet van toepassing. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de uitspraak op bezwaar al was bekendgemaakt vóórdat het beroepschrift is ingediend. De rechtbank motiveert dit als volgt.

De bewindvoerder heeft gezegd dat hij de uitspraak op bezwaar van 4 augustus 2020 niet heeft ontvangen. De inspecteur heeft gezegd dat een kopie van de uitspraak op bezwaar ook bij de aangetekend verzonden brief van 8 september 2020 zat. De rechtbank heeft in een brief aan de bewindvoerder gevraagd om hierop in te gaan. Wat de inspecteur zegt, staat namelijk ook in de brief van 8 september 2020. De bewindvoerder heeft geantwoord dat hij de uitspraak op bezwaar pas op 10 november 2020 heeft ontvangen. De rechtbank vindt dit niet voldoende als antwoord (‘onvoldoende gemotiveerd’). De bewindvoerder legt namelijk niet uit hoe het zit met de brief van 8 september 2020. De rechtbank neemt daarom als feit aan dat de uitspraak op bezwaar in elk geval bij de brief van 8 september 2020 is verzonden en ontvangen. De uitspraak op bezwaar is dus bekendgemaakt vóór indiening van het beroepschrift op 2 november 2020.

De rechtbank zou wel kunnen oordelen over de boete, als het beroepschrift was ontvangen binnen de beroepstermijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. Ook dat is niet het geval. Zoals hiervóór geschreven gaat de rechtbank ervan uit dat uitspraak op bezwaar in elk geval bij de brief van 8 september 2020 is verzonden en ontvangen. De beroepstermijn eindigt dan op 20 oktober 2020. Het beroepschrift is pas daarna ingediend. De rechtbank heeft geen argumenten gezien die de overschrijding van de beroepstermijn kunnen rechtvaardigen. Het beroep is daarom op dit punt niet-ontvankelijk.

Wat betekent het voorgaande?

[belanghebbende] krijgt geen geld (terug) van de inspecteur.

Proceskostenvergoeding

Er is geen reden om te oordelen dat de inspecteur proceskosten moet vergoeden.

3 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen niet-tijdig beslissen op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, en op het bezwaar tegen de dwangsombeslissing;

-

verklaart het beroep ongegrond voor zover het gericht is tegen de dwangsombeschikkingen;

-

verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen de uitspraak op bezwaar tegen de boete.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 22 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.