Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3736, BRE 20/9850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3736, BRE 20/9850

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 juli 2021
Datum publicatie
6 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3736
Zaaknummer
BRE 20/9850

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9850

uitspraak van 22 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de ontvanger van 22 oktober 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem in rekening gebrachte dwangbevelkosten van € 47 ter zake van de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2015.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, J.A. Klaver, verbonden aan Werkkollektief Hoorn te Hoorn, en namens de ontvanger, [ontvanger] en [ontvanger] .

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de in rekening gebrachte dwangbevelkosten naar nihil;

- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.026;

- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om uitstel van betaling.

2.2.

Naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar van de inspecteur heeft de ontvanger het verleende uitstel van betaling ingetrokken.

2.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur beroep (en hoger beroep) ingediend. Tevens heeft belanghebbende opnieuw verzocht om uitstel van betaling.

2.4.

De ontvanger heeft aan belanghebbende een aanmaning verzonden en daarbij aanmaningskosten van € 16 in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar heeft de ontvanger de aanmaning vernietigd en de kosten verminderd naar nihil.

2.5.

Naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak inzake het door belanghebbende ingestelde hoger beroep heeft de ontvanger het verleende uitstel van betaling ingetrokken en heeft hij, wegens het niet tijdig betalen van de aanslag IB/PVV 2015, aan belanghebbende een dwangbevel betekend en daarbij dwangbevelkosten van € 47 in rekening gebracht.

2.6.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de ontvanger de dwangbevelkosten gehandhaafd.

2.7.

Tussen partijen is niet langer in geschil dat de ontvanger de dwangbevelkosten onterecht in rekening heeft gebracht. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard.

Uitsluitend is nog in geschil de hoogte van de kostenvergoeding.

2.8.

De ontvanger stelt zich op het standpunt dat voor de berekening van de kostenvergoeding moet worden uitgegaan van het Besluit proceskosten bestuursrecht waarbij een wegingsfactor 0,25 dient te worden toegepast. Gelet op het feit dat in bezwaar een onjuiste grief is aangevoerd en daarbij slechts één enkele grief, is een wegingsfactor ‘zeer licht’ gerechtvaardigd, aldus de ontvanger. Belanghebbende bestrijdt dat een wegingsfactor van 0,25 zou moeten gelden.

2.9.

De rechtbank stelt voorop dat de wegingsfactor wordt bepaald door de aard, het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Op grond van onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de wegingsfactoren ingedeeld in vijf categorieën, van zeer licht (factor 0,25) tot zeer zwaar (factor 2). De rechtbank dient zelfstandig – op grond van de eigen waardering – te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (zie Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2293).

2.10.

De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak in beginsel behoort tot de categorie gemiddeld (factor 1), tenzij er duidelijke gronden zijn om hiervan af te wijken. De rechtbank ziet in hetgeen de ontvanger heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van een gemiddelde wegingsfactor. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de ontvanger slechts elf dagen voor de zitting zijn verweerschrift heeft ingediend waarbij hij zijn standpunt met betrekking tot de kostenvergoeding heeft ingenomen.

2.11.

De rechtbank stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van

mr. C.C. van den Berg, griffier, op 22 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

(De griffier is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen)

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.