Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3752, BRE-21_2307_tm_2310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3752, BRE-21_2307_tm_2310

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 juli 2021
Datum publicatie
3 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3752
Zaaknummer
BRE-21_2307_tm_2310

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/2307 tot en met 21/2310

uitspraak van 26 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

1 Motivering

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende heeft op de volgende data mededelingen ontvangen over verrekening of terugbetaling:

- 25 september 2020 in verband met aanslagnummer [aanslagnummer] B.01.0060;

- 2 oktober 2020 in verband met aanslagnummer [aanslagnummer] O.01.0070;

- 2 oktober 2020 in verband met aanslagnummer [aanslagnummer] O.01.0080;

- 23 oktober 2020 in verband met aanslagnummer [aanslagnummer] O.01.0090.

1.2.

Bij brieven van 28 december 2020 verzoekt belanghebbende om aan te geven of de bedragen zijn uitbetaald of verrekend.

1.3.

Bij brieven van 5 april 2021 wordt de ontvanger, bij gebrek aan reactie, in gebreke gesteld en maakt belanghebbende aanspraak op een dwangsom.

1.4.

Bij brieven van 20 mei 2021 wordt de ontvanger, bij gebrek aan reactie, wederom in gebreke gesteld.

1.5.

Bij brieven van 31 mei 2021 stelt belanghebbende beroep in betreffende het niet (tijdig) uitleg geven over de uitbetaling dan wel verrekening en daarbij wordt onder meer aanspraak gemaakt op een dwangsom.

1.6.

Bij brieven van 17 juni 2021 en 25 juni 2021 heeft de inspecteur van de Belastingdienst (de inspecteur) gereageerd op de beroepschriften van belanghebbende. In de laatste brief is verwezen naar de bijgevoegde brief van de ontvanger van 25 juni 2021.

Bevoegdheid

1.7.

De rechtbank moet eerst beoordelen of zij mag beslissen op het beroep.

1.8.

De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 19901. Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing tot verrekening of uitbetaling van bedragen valt niet onder een van de uitzonderingen. Een geschil over verrekening of uitbetaling van bedragen kan worden voorgelegd aan de civiele rechter.

1.9.

Aangezien geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter openstaat, geldt dat ook voor het beroep wegens het niet tijdig beslissen (of zoals de belanghebbende het omschrijft, het weigeren om informatie te geven), evenals het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom. De rechtbank is onbevoegd2.

1.10.

Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

1.11.

Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal aan de griffier worden opgedragen het griffierecht dat is betaald terug te betalen aan belanghebbende.

1.12.

Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de ontvanger bij brief van 25 juni 2021 aan belanghebbende de informatie heeft gezonden waar belanghebbende om heeft verzocht en tot uitbetaling van de bedragen is overgegaan.

2 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart zich onbevoegd;

- draagt de griffier op het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 26 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.