Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3856, BRE 19/5417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3856, BRE 19/5417

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juli 2021
Datum publicatie
19 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3856
Zaaknummer
BRE 19/5417

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/5417

Uitspraak van 29 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,

de heffingsambtenaar.

1 Procesverloop

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 27 februari 2019 de aanslag afvalstoffenheffing over het jaar 2019 voor de onroerende zaak [Woning 1] te [woonplaats] opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 16 september 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

1.4.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 juli 2021. Namens belanghebbende was daarbij aanwezig [gemachtigde] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [Vertegenwoordiger heffingsambtenaar] .

2 Overwegingen

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woningen gelegen op de percelen [Woning 2] en [Woning 1] te [woonplaats] . Belanghebbende staat met zijn gezin ingeschreven op het adres [Woning 2] .

2.2.

Beide woningen zijn gelegen op een vakantiepark. Permanente bewoning is in beginsel niet toegestaan. Belanghebbende heeft een gedoogverklaring gekregen om de woning [Woning 2] permanent te bewonen. De woning [Woning 1] heeft een recreatieve bestemming en mag niet permanent worden bewoond.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd ter zake van het perceel [Woning 1] van € 223,80. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.

2.4.

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag afvalstoffenheffing met betrekking tot het perceel [Woning 1] terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

Toetsingskader van de rechtbank

2.5.

Op grond van artikel 1, onder a, van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2019 (de Verordening) wordt onder de naam afvalstoffenheffing een directe belasting geheven.1 In artikel 4 van de Verordening is bepaald dat de belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.2 Op grond van artikel 5 van de Verordening wordt de belasting geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel. Voor het jaar 2019 is aan belanghebbende een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd naar het tarief dat geldt voor een huishouding van een of meer personen indien het perceel niet permanent mag worden bewoond of bestemd is voor de (recreatieve) verhuur (het meerpersoonshuishouden-tarief).3

Standpunten van partijen

2.6.

Belanghebbende stelt dat geen aanslag afvalstoffenheffing mag worden opgelegd, omdat hij feitelijk geen gebruik maakt van de gemeentelijke afvalinzameling. Indien de aanslag afvalstoffenheffing wel terecht is opgelegd, dan is belanghebbende van mening dat het tarief onredelijk hoog is, omdat geen rekening is gehouden met de grootte van het huishouden. Belanghebbende betaalt al het meerpersoonshuishouden-tarief voor het andere perceel, waar hij staat ingeschreven. Daarnaast wordt de onderhavige woning niet verhuurd.

Volgens de heffingsambtenaar is de aanslag afvalstoffenheffing terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.

Oordeel rechtbank

2.7.

Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag afvalstoffenheffing terecht en naar het juiste bedrag opgelegd. De rechtbank overweegt daarbij als volgt. De keuze voor een systeem van afvalstoffenheffing is voorbehouden aan de gemeenteraad. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van het onderhavige perceel. Voor dat perceel geldt een verplichting voor de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. De stelling van belanghebbende dat hij feitelijk geen gebruik maakt van de gemeentelijke afvalinzameling doet daar niet aan af. Maatgevend is immers of de gemeente verplicht is om voor het onderhavige perceel afval in te zamelen, niet of de eigenaar van het perceel daadwerkelijk gebruik maakt van de afvalinzameling door de gemeente. Aan dat eerste vereiste is voldaan.

2.8.

Het betoog van belanghebbende dat sprake is van een onredelijke heffing omdat geen rekening is gehouden met de grootte van het huishouden slaagt niet. Voor zover geen sprake is van een onredelijke of onwillekeurige heffing is de rechtbank niet bevoegd om te oordelen over het door de gemeenteraad gekozen systeem van de afvalstoffenheffing. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval geen sprake van een onredelijke of willekeurige heffing. De gemeenteraad heeft weliswaar de mogelijkheid een tarief vast te stellen dat ziet op het exacte aantal bewoners per perceel, maar dit is geen vereiste. Vereist is slechts dat de heffing wordt opgelegd voor het feitelijk gebruik maken van het perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. In dat geval kan niet worden gezegd dat de keuze om een tarief in te stellen naar een vast bedrag zonder rekening te houden met de grootte van een huishouden onredelijk is.

Slotsom

2.9.

Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.

2.10.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van

mr. C.C. van den Berg, griffier, op 29 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.