Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3869, BRE 20/7272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3869, BRE 20/7272

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juli 2021
Datum publicatie
19 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3869
Zaaknummer
BRE 20/7272

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/7272

uitspraak van 29 juli 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het beroepschrift naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van de inspecteur op het verzoek om uitreiking van een btw-identificatienummer.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, H.P. Vrijdag, verbonden aan Agnost Administratie & Advies te Eindhoven, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep betreffende het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;

-

verklaart het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om uitreiking van een btw-identificatienummer niet-ontvankelijk;

-

verklaart het beroep betreffende de dwangsom ongegrond;

-

veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 748.

2 Gronden

Feiten

2.1.

De inspecteur heeft een verzoek van belanghebbende om uitreiking van een btw-identificatienummer afgewezen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing (hierna: het bezwaar).

2.2.

Vervolgens heeft belanghebbende op 9 juni 2020 een formulier dwangsom aan de inspecteur verstuurd wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De inspecteur heeft met dagtekening 12 juni 2020 het verzoek om een dwangsom afgewezen.

2.3.

Op 3 juli 2020 heeft belanghebbende beroep ingesteld. Ten aanzien van het te betalen griffierecht heeft belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan, omdat zij onvoldoende inkomen en geen vermogen heeft. Dat beroep is door de griffier toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarop terug te komen.

2.4.

De inspecteur heeft geen uitspraak op het bezwaar gedaan.

Beroep wegens niet tijdig beslissen

2.5.

De inspecteur heeft ter zitting bevestigd dat niet, en daarmee ook niet tijdig, op het bezwaar is beslist. Tussen partijen is niet in geschil dat het door belanghebbende ingestelde beroep wegens niet tijdig beslissen daarom gegrond moet worden verklaard. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

Beoordeling van het bezwaar

2.6.

Ter zitting hebben partijen verzocht dat de rechtbank zelf de beslissing op bezwaar neemt. De rechtbank ziet daar in dit geval ook ruimte voor.1

2.7.

Belanghebbende stelt dat het mogelijk moet zijn bezwaar te maken tegen de betreffende afwijzing, om zo de inspecteur te kunnen bewegen verantwoording voor zijn beslissing af te leggen. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen bezwaar tegen de afwijzing op het verzoek om uitreiking van een btw-identificatienummer openstond en het bezwaar daarom niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.

2.8.

De rechtbank overweegt dat het btw-identificatienummer een instrument is dat door de wetgever is voorzien in de terzake geldende fiscale wetgeving, zowel in BTW-richtlijn 2006 als in de Wet op de omzetbelasting 1968. Een besluit van de inspecteur tot toekenning of tot intrekking van een btw-identificatienummer dient daarom te worden aangemerkt als een ingevolge de belastingwet genomen besluit2. De kwalificatie van ‘besluit’ betekent echter nog niet dat daartegen bezwaar en beroep openstaat. Voor het belastingrecht gelden bijzondere regels, die op dit punt afwijken van de Awb. Er geldt namelijk het zogenoemde ‘gesloten stelsel van rechtsbescherming’. Dat stelsel komt erop neer dat alleen bezwaar en beroep mogelijk is indien – voor zover hier van belang – sprake is van ‘een voor bezwaar vatbare beschikking’3. Een beschikking is alleen ‘een voor bezwaar vatbare beschikking’ als die beschikking in een belastingwet ook zo is aangemerkt. Dit ‘gesloten stelsel van rechtsbescherming’ kan dus meebrengen dat tegen een besluit geen bezwaar bij de inspecteur en beroep bij de belastingrechter mogelijk is.

2.9.

Het besluit op een verzoek tot toekenning van een btw-identificatienummer is niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking.4 De inspecteur heeft dus gelijk dat bezwaar tegen dit besluit niet mogelijk is. De rechtbank heeft daarom het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent niet dat het niet mogelijk is om de inspecteur voor de rechter verantwoording voor zijn beslissing te laten afleggen; het geschil kan namelijk wel aan de civiele rechter worden voorgelegd.5

Dwangsom

2.10.

De inspecteur heeft ook nadat hij in gebreke is gesteld, niet binnen veertien dagen op het bezwaar van belanghebbende heeft beslist. Dat had hij wel moeten doen. Dat bezwaar niet mogelijk is (zie 2.9), doet niet eraan af dat dit wel moet worden neergelegd in een uitspraak op bezwaar. In beginsel bestaat dan recht op een dwangsom. In dit geval is het bezwaar echter kennelijk niet-ontvankelijk. In zo’n geval bestaat dan toch geen recht op een dwangsom6. Het besluit van de inspecteur om geen dwangsom toe te kennen was dus juist, ook al was de motivering onjuist. Het beroep is daarom in zoverre ongegrond verklaard.

Proceskostenvergoeding en griffierecht

2.11.

Omdat het bezwaar niet-ontvankelijk is, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase. Wel ziet de rechtbank aanleiding de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende voor de beroepsfase. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding vast op € 748 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 0,5). Bij de wegingsfactor is in aanmerking genomen de overzichtsuitspraak van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.7

2.12.

Omdat van belanghebbende geen griffierecht is geheven, is er geen aanleiding om de inspecteur op te dragen het griffierecht terug te geven.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 29 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.