Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4110, AWB - 20 _ 5338

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4110, AWB - 20 _ 5338

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 juli 2021
Datum publicatie
19 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4110
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5338

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 20/5338 PARKBL

en

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 12 november 2019 en aanslagnummer [aanslagnummer] , verzonden aan belanghebbende op 14 november 2019 (hierna: de naheffingsaanslag).

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 14 februari 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 23 juni 2021. Belanghebbende was aanwezig, bijgestaan door [persoon] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. Inleiding

1.1.

De auto met kenteken [kenteken] stond op 12 november 2019, omstreeks 09.28 uur, stil op een parkeerplaats aan [straat] te [plaats 2] . Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs met een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.

1.2.

Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 63,00 opgelegd, bestaande uit € 1,00 parkeerbelasting en € 62,00 aan kosten van de naheffing.

1.3.

In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.

2. Standpunt belanghebbende

Belanghebbende voert aan dat zij wilde betalen voor het parkeren, maar dat zij bij de betaalautomaat niet kon pinnen, omdat de automaat continu op storing stond. Ter onderbouwing heeft zij een foto hiervan overgelegd. Toen zij de storing wilde melden via het storingsnummer, werd volgens belanghebbende vertelt dat sprake was van een pinstoring in alle automaten, dat melding gemaakt zou worden bij de gemeente en dat het in orde was zo.

Daarop heeft zij de auto op de parkeerplaats laten staan. Echter, een week later ontving zij de naheffingsaanslag. Toen heeft zij nogmaals met het storingsnummer gebeld en werd weer bevestigd dat sprake was van een storing. Betaling bij een andere automaat was daarom niet mogelijk. Tot slot stelt belanghebbende dat zij de mobiel-parkeren-app niet kent en ook niet wil downloaden vanwege het moeten opgeven van persoonsgegevens.

3. Standpunt heffingsambtenaar

Volgens de heffingsambtenaar is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, omdat aan de verplichting tot het voldoen van parkeerbelasting niet is voldaan. Bij een defect van een parkeerautomaat had de parkeerbelasting ook feitelijk op andere wijze kunnen en moeten worden voldaan, of belanghebbende had de auto moeten verplaatsen. De heffingsambtenaar wijst daarbij op uitspraken van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1995:AA3117) en van het Gerechtshof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:1998:AA1301). Daarnaast is de heffingsambtenaar uit navraag gebleken dat geen sprake was van een algehele storing en dat bij een storing van één parkeerautomaat altijd verwezen wordt naar de dichtstbijzijnde automaten.

4. Oordeel rechtbank

Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende parkeerbelasting was verschuldigd en dat zij deze niet heeft voldaan. Evenmin is in geschil dat belanghebbende op 12 november 2019 kort na 9.00 uur telefonisch contact heeft gehad met het storingsnummer dat vermeld staat op de parkeerautomaat.

Belanghebbende stelt dat haar bij het melden van de storing is medegedeeld dat sprake was van een algehele storing bij de parkeerautomaten en dat het in orde was. En nogmaals toen zij na ontvangst van de naheffingsaanslag opnieuw telefonisch navraag deed. De rechtbank merkt dit standpunt van belanghebbende aan als een beroep op het vertrouwensbeginsel.

In de uitspraak op bezwaar is het volgende vermeld over het bellen met het storingsnummer: “Indien u belt wordt van het gesprek een notitie gemaakt en wordt u meegedeeld waar in de buurt een andere parkeerautomaat staat.” De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat het storingsnummer wordt beantwoord door servicedesk TMC, dat de genoemde notitie voor intern gebruik is en desgewenst door de gemeente kan worden opgevraagd. Volgens de heffingsambtenaar wordt bij een storingsmelding op verzoek van de gemeente standaard geantwoord dat er meerdere automaten binnen 100 meter staan en wordt daarnaar verwezen. Omdat geen sprake was van een algehele storing, acht de heffingsambtenaar het door belanghebbende gestelde niet geloofwaardig.

De rechtbank acht het standpunt van belanghebbende aannemelijk en overweegt hiertoe als volgt. Belanghebbende heeft in bezwaar, beroep en tijdens de zitting op consistente wijze verklaard over de gebeurtenis op 12 november 2019. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende een geloofwaardig relaas heeft gegeven. Hierbij betrekt de rechtbank dat de heffingsambtenaar de verklaring van belanghebbende onvoldoende heeft weerlegd, door slechts te verklaren wat het standaardantwoord is bij een storingsmelding en niet de notitie van het gesprek op te vragen en in te dienen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende uit de mededeling dat het in orde was in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat aan haar geen naheffingsaanslag parkeerbelasting zou worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar, met de beschikbare informatie na bezwaar, de naheffingsaanslag ten onrechte gehandhaafd.

5. Conclusie

5.1.

Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond zal worden verklaard. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de naheffingsaanslag parkeerbelasting zal worden herroepen.

5.2.

De heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden.

5.3.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de naheffingsaanslag parkeerbelasting;

- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 30 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?