Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5401, AWB - 20 _ 8666 en 20_8667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5401, AWB - 20 _ 8666 en 20_8667

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 oktober 2021
Datum publicatie
11 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5401
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8666 en 20_8667

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/8666 en 20/8667

uitspraak van 27 oktober 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 23 september 2021 op de bezwaren van belanghebbende tegen:

-

de voldoening op aangifte overdrachtsbelasting (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 1]);

-

de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 2]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende mr. J. Linssen, verbonden aan Jacq. Linssen btw advies te Maastricht, en namens de inspecteur, [inspecteur] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft op 15 april 2019 twee panden in eigendom verworven aan de [adres 1] . Het betreft het voormalige verzorgingshuis [adres 1] (het verzorgingshuis) en een vrijstaand appartementengebouw op [adres 2] (het appartementengebouw).

2.2.

De koopsom van de panden bedroeg € 10.200.000, waarvan aan het appartementengebouw € 900.000 is toegerekend en aan het verzorgingshuis € 9.300.000.

2.3.

Het verzorgingshuis bestaat uit meerdere verdiepingen. Op de begane grond wordt een afgescheiden gedeelte van het verzorgingshuis verhuurd aan [bedrijf 2] , een onderneming die particuliere verpleeghuizen exploiteert voor mensen met dementie. Verder beschikt het verzorgingshuis over onder andere 170 kamers – verdeeld over de 1e verdieping en hoger – waarvan 110 kamers worden verhuurd aan [bedrijf 1] (destijds [bedrijf 1] ). Op het moment van verkrijging van het verzorgingshuis stonden 60 kamers leeg.

2.4.

Het verzorgingshuis kan worden betreden via een centrale ingang die voorzien is van een balie. Op de begane grond bevindt zich een spoelkeuken en een restaurant. Verder zijn er verschillende ontmoetingsruimten. De kamers in het verzorgingshuis hebben geen eigen adres, deurslot of keukenvoorzieningen. Het afgescheiden gedeelte op de begane grond dat aan [bedrijf 1] wordt verhuurd, is omgebouwd tot een modern verpleeghuis voor dementerende mensen waarbij wonen en zorg zijn gescheiden.

2.5.

Belanghebbende heeft aangifte overdrachtsbelasting gedaan voor een bedrag van € 444.703. Dat bedrag is als volgt opgebouwd. Over de verkrijging van het appartementengebouw is 2% overdrachtsbelasting over € 900.000 aangegeven, te weten € 18.000. Het verzorgingshuis is voor wat betreft de heffing van overdrachtsbelasting gesplitst in 60 leegstaande kamers waarover 2% overdrachtsbelasting is aangegeven (60/170 x € 9.300.000 x 2% = € 65.647). Over het deel van de 110 gebruikte kamers is 6% overdrachtsbelasting aangegeven (110/170 x € 9.300.000 x 6% = € 361.056).

2.6.

Op 25 april 2019 is de op aangifte verschuldigde overdrachtsbelasting voldaan.

2.7.

Op 24 mei 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

2.8.

Naar aanleiding van het bezwaar tegen de voldoening op aangifte heeft de inspecteur op 10 februari 2020 overleg gevoerd met belanghebbende. De inspecteur heeft daarbij kenbaar gemaakt dat hij voornemens is een naheffingsaanslag op te leggen.

2.9.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 april 2020 de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd naar een bedrag van € 131.297 en daarbij € 1.663 belastingrente in rekening gebracht. Bij de vaststelling van de naheffingsaanslag is het verzorgingshuis geheel tegen 6% belast.

2.10.

Belanghebbende heeft bij brief van 14 april 2020 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.

2.11.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen zowel de voldoening op aangifte als de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting ongegrond verklaard.

2.12.

In geschil is of ter zake van de verkrijging van het verzorgingshuis het tarief van 2% voor woningen is verschuldigd of het algemene tarief van 6%. De verschuldigde overdrachtsbelasting over de verkrijging van het appartementengebouw is niet in geschil.

2.13.

Op grond van het eerste lid van artikel 14 van de Wet belastingen rechtsverkeer (Wbr) (tekst 2019) bedraagt het tarief van de overdrachtsbelasting 6%. Het tweede lid van dit artikel maakt hierop een uitzondering voor woningen en aanhorigheden die tot woningen behoren. Hiervoor geldt een tarief van 2%. In artikel 14 van de Wbr, noch elders heeft de wetgever omschreven wat moet worden verstaan onder een ‘woning’.

2.14.

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot toevoeging van het tweede lid aan artikel 14 van de Wbr vermeldt het volgende met betrekking tot het begrip ‘woningen’ in dat tweede lid:

“Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die op het moment van de juridische overdracht naar hun aard zijn bestemd voor bewoning. Als een onroerende zaak feitelijk wordt bewoond, maar naar zijn aard niet bestemd is voor bewoning, dan wordt deze onroerende zaak niet aangemerkt als woning. Bij twijfel of een onroerende zaak naar zijn aard bestemd is voor bewoning is mede van belang of de gemeente aan de onroerende zaak een woonbestemming heeft gegeven.

(…)

Als woning zijn in ieder geval niet aan te merken:

(…)

- een onroerende zaak die bestemd is voor gebruik als een verpleeg- of verzorgingsinstelling of ziekenhuis;

(…).” 1

2.15.

De Hoge Raad heeft overwogen dat de vraag of een onroerende zaak ‘naar zijn aard voor bewoning is bestemd’ moet worden beantwoord met toepassing van een maatstaf die zoveel mogelijk aanknoopt bij de kenmerken van het bouwwerk zelf, en dat dit laatste wordt bereikt door aansluiting te zoeken bij het doel waarvoor het bouwwerk oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd.2

2.16.

Belanghebbende betoogt primair dat het verzorgingstehuis in dit kader dient te worden aangemerkt als woning omdat het nooit de intentie van de wetgever is geweest om verzorgingshuizen als deze in kwestie niet aan te merken als woning. Het verzorgingshuis heeft weliswaar een zorgfunctie, maar heeft als primaire taak laten leven en wonen. Belanghebbende benadrukt daarbij dat de maatschappelijke functie van het verzorgingshuis niet anders is dan die van een woning en dat het gebouw naar zijn aard ook voor bewoning is bestemd. Volgens belanghebbende is dan ook het tarief van 2% van toepassing op de verkrijging van het verzorgingstehuis. Belanghebbende wijst daarbij op jurisprudentie ten aanzien van zorgappartementen, een klooster en een kazerne.

Subsidiair stelt belanghebbende dat in ieder geval het aan [bedrijf 1] verhuurde gedeelte van het verzorgingshuis (30%) op grond van vorenstaande stellingen tegen het tarief voor woningen van 2% dient te worden belast.

2.17.

Met inachtneming van de onder 2.16. genoemde maatstaf komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Niet bestreden is dat de onderhavige onroerende zaak naar zijn aard een verzorgingshuis is. Gelet daarop en gelet op de onder 2.3. en 2.4. weergegeven kenmerken van het verzorgingshuis is geen andere conclusie mogelijk dan dat deze – voor de bepaling of sprake is van een ‘woning’ – op één lijn is te stellen met een verpleeg- of verzorgingsinstelling. Daaraan doet niet af dat het verzorgingshuis ook geschikt is voor bewoning en dat personen aldaar daadwerkelijk hun hoofdverblijf hebben. Ook de omstandigheid dat er op het moment van verkrijging plannen waren om de leegstaande kamers (zonder voorafgaande verbouwing) te gaan verhuren zonder dat hieraan enige vorm van zorg zou zijn gekoppeld, leidt niet tot een ander oordeel. Beslissend is de aard van het verzorgingshuis gemeten naar zijn objectieve kenmerken. De contractuele relatie van de bewoners met de exploitant van het verzorgingshuis en eventuele toekomstige functies daarvan zijn niet bepalend.

2.18.

Belanghebbende stelt subsidiair dat het deel van het verzorgingstehuis dat wordt verhuurd aan [bedrijf 1] dient te worden aangemerkt als woning. De inspecteur heeft dit betwist door erop te wijzen dat [bedrijf 1] een verpleegtehuis is dat gericht is op de verpleging van dementerenden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende gezien de betwisting van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat het deel van het verzorgingstehuis dat wordt verhuurd aan [bedrijf 1] voor zover splitsing van het pand ten aanzien van de overdrachtsbelasting aan de orde zou zijn, wel dient te worden aangemerkt als woning.

2.18.

Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.

2.19.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 27 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

<de griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen>

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.