Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5510, 18/5965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5510, 18/5965

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 september 2021
Datum publicatie
8 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5510
Zaaknummer
18/5965

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 18/5960 tot en met 18/5965

uitspraak van 2 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

en

de minister van Justitie en Veiligheid,

de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2013 tot en met 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw 2013 en 2015 gegrond verklaard en de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw 2014 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken bij de rechtbank beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. M.E.J.J.M. Tijssen, verbonden aan Tijssen & Saes advocaten en belastingkundigen te Roermond, en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.

1.9.

De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is voor de jaren 2013 tot en met 2015 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV. Voor die jaren heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk nihil, € 15.058 en € 12.220. De aangegeven inkomens bestaan uit loon en inkomsten uit eigen woning. Daarnaast heeft belanghebbende voor 2014 een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.840 aangegeven. De aanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2015 zijn overeenkomstig de aangiften van belanghebbende vastgesteld.

2.2.

De inspecteur heeft onderzocht of en in hoeverre belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2015 met betrekking tot de IB/PVV en Zvw aan zijn fiscale verplichtingen heeft voldaan. Daarbij is de hoogte van de aangegeven inkomens onderzocht. De inspecteur heeft aan de hand van door hem opgestelde vermogensvergelijkingen en kasopstellingen geconstateerd dat belanghebbende in de jaren 2013 tot en met 2015 grote contante bedragen op zijn privérekening heeft gestort en dat in die jaren sprake was van een negatief netto-privé.

2.3.

De inspecteur heeft het negatieve netto-privé in de jaren 2013 tot en met 2015 aangemerkt als niet-aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden en het inkomen van belanghebbende voor die jaren gecorrigeerd. Naar aanleiding van die correctie heeft de inspecteur aan belanghebbende over de jaren 2013 tot en met 2015 de volgende (navorderings)aanslagen (hierna: de aanslagen) opgelegd:

Aanslagnummer

Dagtekening

Soort

Jaar

Inkomen box 1/Zvw

IB/PVV/Zvw

Rente

[aanslag] .H.37.01

06.07.2017

IB/PVV

2013

€ 59.176

€ 21.637

€ 2.680

[aanslag] .H.47.01

06.07.2017

IB/PVV

2014

€ 65.833

€ 27.134

€ 2.276

[aanslag] .H.57.01

06.07.2017

IB/PVV

2015

€ 142.450

€ 63.887

€ 2.803

[aanslag] .W.36.01.4

06.07.2017

Zvw

2013

€ 50.853

€ 2.873

€ 355

[aanslag] .W.46.01.4

06.07.2017

Zvw

2014

€ 51.414

€ 2.776

€ 232

[aanslag] .W.56.01.4

06.07.2017

Zvw

2015

€ 51.976

€ 2.520

€ 110

In de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen begrepen van € 5.840.

2.4.

Eveneens op 6 juli 2017 heeft op het woonadres van belanghebbende ( [woonadres] te [plaats] ) een doorzoeking plaatsgevonden door de Belastingdienst, in samenwerking met de Rechter-Commissaris en de Officier van Justitie. Bij die doorzoeking zijn gegevensdragers en de administratie van belanghebbende in beslag genomen. Daarnaast is beslag gelegd op alle onroerende zaken van belanghebbende.

2.5.

Belanghebbende heeft bij brieven van 18 juli 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en tegen de daarbij opgelegde rentebeschikkingen.

2.6.

Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 23 november 2017 in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen 14 dagen uitspraken op bezwaar te doen op straffe van dwangsommen.

2.7.

De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 december 2017 verzocht om de ingebrekestelling van 23 november 2017 in te trekken omdat nader onderzoek gewenst is.

2.8.

Belanghebbende heeft [persoon 1] en [persoon 2] bij e-mailbericht van 14 december 2017 het volgende laten weten:

‘Zoals ik aan meneer [persoon 2] heb aangegeven kan hij zijn tijd nemen om de onderzoek naar behoren af te ronden.’

2.9.

De inspecteur heeft bij brief van 23 juli 2018 zijn uitspraken op bezwaar gemotiveerd en de oorspronkelijke kasopstellingen die tot de aanslagen hebben geleid als volgt gewijzigd:

Kasopstelling

2013

2014

2015

Beginsaldo

€ 39.636

€ 0

€ 0

Bij:

Contante huur

€ 53.521

€ 55.974

€ 52.042

Contante opname bank

€ 6.650

€ 41.230

€ 46.340

Pandhuis Den Haag

€ 10.000

Lening Accent

€ 700

Totaal

€ 99.807

€ 107.904

€ 98.382

Af:

Pandhuis Den Haag

€ 4.723

€ 6.237

KSB

€ 164

Birrou

€ 1.000

€ 7.786

Contante storting bank

€ 29.530

€ 112.057

€ 112.070

Contant betaalde auto’s

€ 2.100

Notaris [notaris]

[adres 1]

€ 9.100

Notaris [adres 2]

€ 2.000

Notaris [adres 3]

€ 500

Notaris [adres 4]

€ 1.000

Privéstorting onderneming

€ 30.313

Uitgaaf ADH boekhouder

€ 1.400

€ 1.400

€ 1.400

Aflossing lening [persoon 3]

€ 3.800

Aflossing lening [persoon 4]

€ 5.000

Aflossing [persoon 5]

€ 200

€ 5.000

Vakantie

€ 3.000

Auto [kenteken 1]

€ 700

Auto [kenteken 2]

€ 1.700

Auto [kenteken 3]

€ 800

Auto’s [kenteken 4] en [kenteken 5]

€ 1.000

Auto [kenteken 6]

€ 5.000

Mutatie RC kas

€ 3.335

€ 13.117

€ 19.513

Verbouwing [notaris]

[adres 1]

€ 36.304

Verbouwing [adres 2]

€ 31.898

€ 28.775

Levensonderhoud NIBUD

€ 18.000

€ 18.000

€ 18.000

Saldo eind van het jaar

-/- 25.1751

-/- € 94.855

-/- € 109.499

Correctie was

-/- 81.275

-/-€ 56.615

-/- € 130.230

In die brief is daarnaast onder meer het volgende opgenomen:

‘2014:

Na bezwaar blijkt dat de aanslag over het jaar 2014 voor een te laag bedrag is vastgesteld. De vastgestelde correctie ROW bedroeg € 56.615 en wordt na bezwaar vastgesteld op een bedrag van € 94.855 aan ROW inkomsten. Hieruit blijkt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De betreffende navorderingsaanslag zal dan ook worden gehandhaafd.’

2.10.

De inspecteur heeft bij brief van 26 juli 2018 het volgende aan de gemachtigde van belanghebbende meegedeeld:

‘Met dagtekening van 23 juli 2018 heb ik u een motivering gestuurd van het door u

ingediende bezwaarschrift inzake uw cliënt [belanghebbende] uit [plaats] .

De motivering betreft het bezwaar over de navorderingsaanslagen IB/PH 2013,

2014 en 2015. In deze motivering is echter een fout geslopen.

Voor de jaren 2013 en 2015 is de motivering correct. U ontvangt vanuit de

centrale systemen een herziene navorderingsaanslag waarin tevens de

rechtsmiddelenverwijzing zit opgenomen hoe u dient te handelen indien u beroep

wenst in te stellen tegen de herziening van de aanslagen.

Voor het jaar 2014 is dit echter niet correct gegaan. Dit jaar wordt niet herzien en

zal de bestreden navorderingsaanslag in stand blijven. Er komt geen herziene

aanslag uit de centrale systemen. U heeft dan ook voor dit jaar reen correcte

rechtsmiddelenverwijzing ontvangen.

Voor het jaar 2014 is de verstuurde motivering van de uitspraak op bezwaar niet

een motivering maar direct de uitspraak op bezwaar. Indien u het niet eens bent

met deze uitspraak op bezwaar over het jaar 2014 kunt u in beroep gaan bij de

rechtbank. In de bijlage staat beschreven hoe u dient te handelen indien u het niet

eens bent met de uitspraak op bezwaar.

Voor de termijn voor het tijdig doen van beroep tegen de uitspraak over het jaar

2014 is de datum van deze brief bepalend.’

2.11.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2018 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.076 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.597.

2.12.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2018 heeft de inspecteur de aanslag Zvw 2013 verminderd naar een bijdrage-inkomen van € 25.175 en de daarbij behorende rentebeschikking verminderd tot € 175.

2.13.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2018 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 121.719 en de daarbij behorende rentebeschikking verminderd tot € 2.412.

2.14.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2018 heeft de inspecteur de aanslag Zvw 2015 verminderd naar een bijdrage-inkomen van € 33.299 en de daarbij behorende rentebeschikking verminderd tot € 70.

2.15.

De rechtbank Limburg heeft belanghebbende op 25 maart 2021 vrijgesproken van gewoontewitwassen en schuldwitwassen van een geldbedrag van € 215.080 en veroordeeld voor valsheid in geschrifte en het medeplegen van oplichting.2

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Zijn de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

2. Dient de inspecteur te worden veroordeeld tot het betalen van dwangsommen in verband met het niet-tijdig doen van uitspraken op bezwaar?

3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de aanslagen, veroordeling van de inspecteur in de kosten van het beroep alsmede tot betaling van dwangsommen in verband met het niet-tijdig doen van de uitspraken op bezwaar en vergoeding van immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing