Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5642, AWB - 20 _ 6870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5642, AWB - 20 _ 6870

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5642
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6870

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/6870

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 juni 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar]. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft op 22 mei 2020 een auto met kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht aan de Beukenstraat te Tilburg. Tijdens een controle omstreeks 11:27 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is betaald. Daarom is aan belanghebbende met dagtekening 25 mei 2020 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,- verhoogd met een bedrag van € 54.- vanwege gemaakte kosten.

2. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of er sprake is van parkeren, dan wel het onmiddellijk in- en uitstappen van personen. Tussen partijen is niet geschil dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft betaald.

3. Belanghebbende stelt dat sprake was van het onmiddellijk in- en uitstappen van personen. Op de betreffende dag heeft belanghebbende de auto uit de parkeergarage gehaald om vervolgens naar Giethoorn te rijden. Om bij de auto in de parkeergarage te komen, heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de brandtrap. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij en zijn partner het niet verantwoord vinden om hun puppy van destijds vijf maanden van de brandtrap te tillen en hij er daarom voor heeft gekozen de auto voor te rijden, waar hij vervolgens zijn partner met de puppy aan de kant van de weg heeft laten instappen. Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat hij zijn auto altijd in de parkeergarage behorend bij zijn woning aan de [adres] parkeert en zijn partner voor haar auto in het bezit is van een parkeervergunning om aan de weg te parkeren.

4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd aangezien sprake was van parkeren. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij verwezen naar de door hem overgelegde scangegevens. De heffingsambtenaar stelt verder dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van het onmiddellijk in- en uitstappen van personen. De heffingsambtenaar heeft verder aangevoerd dat op de foto’s niet te zien is dat er iemand in de auto zit.

5. Uit vaste rechtspraak volgt dat onder het begrip ‘onmiddellijk in- en uitstappen’ slechts handelingen kunnen worden verstaan die een daadwerkelijk in- en uitstappen uit de auto vormen. Het gedurende twee à drie minuten op de parkeerplaats stilzetten van de auto kan daaronder niet worden begrepen. Het doen staan van een voertuig in een parkeervak is voldoende om belastingplichtig te zijn. Ook als iemand de auto niet verlaat, maar met draaiende motor staat te wachten.

6. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende zijn stelling dat zijn partner met de puppy klaar stond om in te stappen onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de scanfoto’s blijkt immers niet dat er iemand klaar staat om in te stappen en evenmin is hierop te zien dat belanghebbende zich ten tijde van de constatering in de auto bevond. Nu daarmee niet aannemelijk is geworden dat sprake is van het onmiddellijk- in en uitstappen van personen, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

7. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is ter zitting gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bijlage wettelijk kader