Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5670, AWB - 21 _ 1565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5670, AWB - 21 _ 1565

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 november 2021
Datum publicatie
19 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5670
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1565

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/1565

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant) de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 april 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar].

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 13 augustus 2021 aan het door hem opgegeven adres, [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 14 augustus 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres aan de belanghebbende is aangeboden. De zitting heeft daarom zonder aanwezigheid van belanghebbende plaatsgevonden.

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft op 20 maart 2021 een auto van het merk [merk] met het kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht aan de Ginnekenweg te Breda. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1

2. Tijdens een controle op 20 maart 2021 omstreeks 14:45 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Aan belanghebbende is met dagtekening 25 maart 2021 een naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,13. Dit bedrag is verhoogd met € 64,50 aan kosten.

3. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of er sprake is van parkeren.

4. Op grond van de wettelijke omschrijving van parkeren wordt het onmiddellijk in-en uitstappen van personen niet aangemerkt als parkeren. Daarvoor is derhalve geen parkeerbelasting verschuldigd. De uitzondering wordt strikt uitgelegd. Onder het begrip ‘onmiddellijk in- en uitstappen’ worden slechts handelingen verstaan die een daadwerkelijk in- of uitstappen vormen. Indien naast het in- en/of uitstappen activiteiten plaatsvinden die daarmee geen direct verband houden en waardoor de periode van het stilstaan wordt verlengd, is geen sprake van het onmiddellijk in- en uitstappen. 2 De bewijslast dat sprake was van in- en/of uitstappen rust op belanghebbende.

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van parkeren. Ter onderbouwing voert belanghebbende aan dat hij een kind van 9 jaar oud naar huis heeft gebracht en slechts even op het parkeervak heeft gewacht tot de ouders van het kind de deur opendeden. Volgens belanghebbende zijn vanaf het moment van het stilzetten van de auto in het parkeervak tot het weer wegrijden, 3 minuten verstreken als gevolg van het wachten tot het kind naar binnen is gegaan. Hoewel de door belanghebbende gevoelde noodzaak om te wachten tot het kind naar binnen ging, alleszins redelijk is, is dit een handeling die naar het oordeel van de rechtbank niet meer behoort tot het onmiddellijk in-en uitstappen van personen. De rechtbank concludeert dat sprake is van parkeren. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bijlage wettelijk kader