Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5826, AWB - 20 _ 9667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5826, AWB - 20 _ 9667

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5826
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9667

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9667

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant), de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] niet-ontvankelijk verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam] via beeldbellen.

Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 14 augustus 2020 omstreeks 15:51 uur met een gehuurde auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 2,30, vermeerderd met € 64,50 aan kosten.

3. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In zoverre is het beroep gegrond.

4. Partijen hebben ter zitting ingestemd met een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechtbank. De rechtbank zal daarom de zaak niet terugwijzen naar de heffingsambtenaar, maar zelf in de zaak voorzien. Dat betekent dat de rechtbank zal beoordelen of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.

5. Belanghebbende stelt dat hij altijd gebruik maakt van een parkeerapp om de parkeerbelasting te voldoen. Om onduidelijke redenen is de transactie in de parkeerapp niet gaan lopen op 14 augustus 2020. Ter onderbouwing heeft belanghebbende een factuur van de parkeerapp bijgevoegd waarop een transactie op de datum 14 augustus en de tijd van 15:13 uur tot 15:13 uur, het betreffende kenteken en de duur van 00:00:03 te zien is.

6. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat belanghebbende parkeerbelasting verschuldigd was. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld doet niet af aan de omstandigheid dat geen parkeerbelasting is betaald en dat het belastbare feit heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat de transactie in de parkeerapp niet is gaan lopen, komt voor rekening en risico van belanghebbende. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.

7. Hoewel de rechtbank er niet aan twijfelt dat belanghebbende de intentie heeft gehad om de parkeerbelasting te betalen, kan dit niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag leiden. Opzet of schuld zijn niet vereist. Het enkele feit dat geen of te weinig parkeerbelasting is betaald is voldoende om tot oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan.

8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring betreft. Inhoudelijk stelt de rechtbank belanghebbende in het ongelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Wel dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- handhaaft de naheffingsaanslag;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2011 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel