Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5831, AWB - 20 _ 8718

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5831, AWB - 20 _ 8718

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2021
Datum publicatie
23 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5831
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8718

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting beschikbaar.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8718

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 september 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Belanghebbende is correct uitgenodigd voor de zitting, maar niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen en gehoord [naam].

Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 18 september 2020 omstreeks 19:05 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straatnaam 1] in Tilburg. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 1,00, vermeerderd met € 54,00 aan kosten.

3. Belanghebbende heeft via een app parkeerbelasting voldaan voor de zone met nummer [nummer 1] ([straatnaam 2]). Belanghebbende stond geparkeerd in de zone met nummer [nummer 2] ([straatnaam 1]). Hij heeft een uitdraai overgelegd van de parkeergegevens van de app.

4. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de auto heeft geparkeerd in de zone met nummer [nummer 2].

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de parkeerapp de verkeerde zone heeft gepakt en dat hij in goed vertrouwen parkeerbelasting heeft betaald. Daarnaast voert belanghebbende aan dat de situatie met de zoneborden onduidelijk is op het [straatnaam 2] en de [straatnaam 1].

6. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de parkeerbelasting voor de zone waar belanghebbende geparkeerd stond, hoger is dan van de zone welke belanghebbende in de parkeerapp had geselecteerd. In de zone [nummer 1] geldt immers voor het eerste kwartier gratis parkeren. Belanghebbende heeft dus te weinig parkeerbelasting betaald. Volgens vaste jurisprudentie rust op een parkeerder de onderzoeksplicht om zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk te informeren of de ter plaatse gelden belastingplicht. Naar het oordeel van de rechtbank valt onder deze onderzoeksplicht ook de verantwoordelijkheid van de parkeerder om uit te zoeken in welke zone is geparkeerd en om de juiste zone in een parkeerapp te selecteren. De omstandigheid dat belanghebbende door de verkeerde zone te selecteren te weinig parkeerbelasting heeft voldaan, komt voor zijn rekening en risico.

7. Naar het oordeel van de rechtbank was voldoende kenbaar dat belanghebbende niet in de zone [nummer 1] stond geparkeerd, maar in de zone [nummer 2]. Uit de foto’s maakt de rechtbank op dat belanghebbende geparkeerd stond in het eerste vak in de zone [nummer 2]. Vanuit dat parkeervak, kijkend in de richting van het [straatnaam 2], is het zonebord [nummer 1] te zien. Dit houdt dus in dat de zone [nummer 1] na dat zonebord begint en dat belanghebbende dus niet in zone [nummer 1] geparkeerd stond. Aan de achterzijde van het zonebord [nummer 1] is het zonebord met de zonecode [nummer 2] bevestigd. Dit bord heeft belanghebbende dus gepasseerd om in het parkeervak te parkeren.

8. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar onbetwist heeft gesteld dat een eerdere naheffingsaanslag van 26 augustus 2020 aan belanghebbende voor dezelfde vergissing ten aanzien van dezelfde locatie uit coulance is vernietigd. Belanghebbende was dus op de hoogte van de juiste zonecode ter plaatse.

De heffingsambtenaar heeft terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

9. Op grond van artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet en de uitspraak van de Hoge Raad van 18 januari 2019, gepubliceerd ECLI:NL:HR:2019:56, mag de heffingsambtenaar de naheffing parkeerbelasting baseren op een fictieve parkeerduur van één uur voor het tarief dat ter plaatse geldt (dus een forfaitair bedrag), ook als wèl parkeerbelasting is voldaan, maar te weinig. De naheffingsaanslag is dus niet te hoog vastgesteld.

10. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel