Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5860, AWB - 21 _ 280

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5860, AWB - 21 _ 280

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5860
Zaaknummer
AWB - 21 _ 280

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/280

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 27 december 2020 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 12 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] via beeldbellen.

Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 29 november 2020 omstreeks 13:47 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straat] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 66,80 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten).

3. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.

4. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.

5. Belanghebbende voert aan dat hij zijn auto om 13:45 uur heeft geparkeerd in de veronderstelling dat het gratis parkeren was. Toen hij naar de binnenstad liep zag hij een scanauto rijden en is direct teruggelopen naar zijn auto. Hij is vervolgens op zoek gegaan naar een gratis parkeerplaats maar omdat hij deze niet kon vinden heeft hij zijn auto alsnog op een andere parkeerplaats in de [straat] geparkeerd en deze om 14:00 uur aangemeld via de Parkmobile-app.

6. De rechtbank overweegt dat parkeerbelasting moet worden betaald bij aanvang van het parkeren, dus direct nadat de auto wordt geparkeerd. De scanauto heeft om 13:47 uur geregistreerd dat de auto van belanghebbende geparkeerd stond en dat belanghebbende voor dat parkeren geen parkeerbelasting had betaald.

7. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van twee keer parkeren aangezien belanghebbende in de tussentijd heeft deelgenomen aan het verkeer om vervolgens zijn auto op een andere parkeerplaats neer te zetten, waar hij de verschuldigde parkeerbelasting vervolgens wel heeft voldaan.

De stelling van belanghebbende dat hij er niet van op de hoogte wat dat sprake was van betaald parkeren baat hem niet. Volgens vaste jurisprudentie rust op een parkeerder de onderzoeksplicht om zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk te informeren over de ter plaatse geldende belastingplicht. Ook had het, naar het oordeel van de rechtbank, belanghebbende voldoende duidelijk moeten zijn dat in de [straat] parkeerbelasting moet worden voldaan. Zoals de heffingsambtenaar onbetwist heeft gesteld is belanghebbende bij het inrijden van de [straat] een (herhalings)bord gepasseerd waarop staat aangegeven dat sprake is van betaald parkeren. Daarnaast is belanghebbende nog een bord gepasseerd waarop een verwijzing staat naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat met daarop vermeld de zonecode die nodig is wanneer de auto wordt aangemeld via een parkeerapp.

8. Gelet op het vorenoverwogene is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd en wordt het beroep ongegrond verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 12 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel