Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5917, AWB - 20 _ 7269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5917, AWB - 20 _ 7269

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 november 2021
Datum publicatie
9 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5917
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7269

Inhoudsindicatie

Voor deze zitting is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht

Zaaknummer BRE 20/7269

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 10 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

gemachtigde: [gemachtigde]

en

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 16 mei 2020 en aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 15 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 10 november 2021. Belanghebbende was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [verweerder] .

Overwegingen

Feiten

1. De auto met kenteken [kenteken] stond op 16 mei 2020 omstreeks 13:01 uur stil op een parkeerplaats aan de Piusstraat in Tilburg. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door een parkeercontroleur met een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.

2. Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 56,20, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,20 en € 54,00 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Geschil

3. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.

Standpunt belanghebbende

4. Belanghebbende voert aan dat hij de parkeerbelasting wilde voldoen, maar dat de parkeerautomaat niet werkte. Hij is naar de winkel gerend waar hij een boodschap wilde doen, maar kwam daar in een wachtrij terecht. Daarop is hij teruggelopen en heeft hij zijn auto verplaatst naar een parkeerplaats voor vrij parkeren een paar straten verderop. Vervolgens is hij teruggelopen naar de winkel en heeft zijn boodschap gedaan. Hij stelt dat zijn auto waarschijnlijk minder dan een minuut op de parkeerplaats heeft gestaan. Ter onderbouwing heeft hij een kopie van de bon van zijn aankoop overgelegd, waaruit blijkt dat om 13:03 uur is afgerekend. Belanghebbende stelt dat de boete ten onrechte is gehandhaafd en dat ten onrechte is afgezien van plaatsopneming, waardoor sprake is van (voorwaardelijke) opzet. Belanghebbende verzoekt daarom een boven forfaitaire kostenvergoeding.

Standpunt heffingsambtenaar

5. Volgens de heffingsambtenaar is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Een gestelde defecte parkeerautomaat ontslaat belanghebbende niet van de verplichting tot betaling van parkeerbelasting. Belanghebbende had bij een andere parkeerautomaat of via gsm parkeren kunnen betalen. De heffingsambtenaar acht niet aannemelijk dat belanghebbende zijn auto tussen het opleggen van de naheffingsaanslag en het moment van betalen in de winkel heeft verplaatst. Zelfs als dit het geval was, dan had parkeerbelasting moeten worden voldaan voor het parkeren van de auto.

Toetsingskader van de rechtbank

6. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Oordeel rechtbank

7. Volgens vaste jurisprudentie dient een parkeerder zich in te spannen om de parkeerbelasting te voldoen. Een defecte parkeerautomaat leidt er niet toe dat de parkeerder niet hoeft te betalen of dat de heffingsambtenaar moet afzien van het opleggen van een naheffingsaanslag.2

8. In dit geval stelt belanghebbende dat de parkeerautomaat defect was. Dat ontslaat hem echter niet van de verplichting tot betaling van parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft met foto’s aangetoond dat belanghebbende de mogelijkheid had alsnog parkeerbelasting te voldoen bij een parkeerautomaat aan het Koningsplein of aan de Koopvaardijstraat. Daarnaast had belanghebbende de parkeerbelasting kunnen voldoen middels mobiel parkeren. Ook had hij zijn auto kunnen verplaatsen naar een parkeerplaats waar vrij mocht worden geparkeerd, zoals hij stelt later te hebben gedaan. Dat belanghebbende willens en wetens de keuze heeft gemaakt om zijn auto te parkeren en zonder parkeerbelasting te betalen naar de winkel te gaan, is zijn keuze geweest en dient voor zijn rekening en risico te komen. De stelling van belanghebbende, dat de auto er minder dan een minuut heeft gestaan, kan hem niet baten. Het gedurende enige tijd doen stilstaan van een voertuig in een parkeervak is voldoende om belastingplichtig te zijn. Er is ook geen sprake van laden en lossen. Daaruit volgt dat parkeerbelasting verschuldigd was.

9. De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn standpunt dat sprake is van een boete en opzet. Nu geen sprake is van een boete, is een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet aan de orde. Niet van belang is of er al dan niet sprake is van opzet. Het gaat hier om naheffing van parkeerbelasting verhoogd met kosten. Het enkele feit dat geen parkeerbelasting is betaald is voldoende om tot oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan. De parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren. Nu dat niet is gebeurd, heeft de heffingsambtenaar op goede gronden gesteld dat geen parkeerbelasting is betaald. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.

Conclusie

10. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 10 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel