Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5927, BRE-21_781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5927, BRE-21_781

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
19 november 2021
Datum publicatie
9 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5927
Zaaknummer
BRE-21_781

Inhoudsindicatie

Er is geen samenvatting bij deze uitspraak

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/781

uitspraak van 19 november 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Breda,

de invorderingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken op bezwaar van de invorderingsambtenaar tegen de in rekening gebrachte invorderingskosten betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de invorderingsambtenaar, [verweerder] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Motivering

Feiten

2.1.

Met dagtekening 31 januari 2020 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Op de naheffingsaanslag staat het logo van de gemeente Breda alsmede de volgende tekst:

‘Cannock Chase Public verricht voor Gemeente Breda het volledige invorderingstraject van het betaald parkeren.’

Op de achterzijde van de aanslag staat verder het volgende:

‘De invordering van de naheffingsaanslag parkeerbelasting geschiedt namens de gemeente door Cannock Chase Public. De bevoegdheid is toegekend op grond van een mandateringsbesluit. Dat is een schriftelijke bekrachtiging die Cannock Chase Public in staat stelt om niet alleen in naam van de gemeente, maar tevens onder hun juridische verantwoordelijkheid deze bevoegdheid uit te oefenen.’

2.2.

Vanwege het uitblijven van betaling is er op 17 februari 2020 een aanmaning verzonden aan belanghebbende, waarbij er aanmaningskosten in rekening zijn gebracht van € 7.

2.3.

Met dagtekening 9 maart 2020 is er een dwangbevel uitgereikt aan belanghebbende, waarbij er kosten van betekening in rekening zijn gebracht ten bedrage van € 43.

2.4.

Belanghebbende heeft vervolgens op 19 maart 2020 alsnog het bedrag van de naheffingsaanslag parkeerbelasting voldaan van € 65,63.

2.5.

Vanwege het resterend bedrag wat belanghebbende nog is verschuldigd ten bedrage van € 50 ( € 7 aanmaningskosten, € 43 dwangbevelkosten) is er op 28 april 2020 een exploot betekend aan het adres van belanghebbende met hernieuwd bevel tot betaling en aankondiging tot beslaglegging. Daarbij zijn kosten voor het exploot in rekening gebracht van € 17, waardoor het totaal verschuldigde bedrag aan invorderingskosten uitkomt op € 67.

2.6.

Vanwege het resterende openstaande bedrag is er op 1 mei 2020 een aankondiging beslaglegging gedaan aan belanghebbende. Dit is nog eens herhaald bij brieven van 27 mei 2020 en 4 november 2020.

2.7.

Belanghebbende heeft met dagtekening 6 december 2020, binnengekomen op 7 december 2020, bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten.1

2.8.

De invorderingsambtenaar heeft met dagtekening 7 januari 2021 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.2 Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld.

Geschil

2.9.

Het geschil ziet enkel op de in rekening gebrachte kosten van invordering en niet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Verder is niet in geschil dat de hiervoor genoemde stukken zijn verzonden op de data van dagtekening. Ook is niet in geschil dat Cannock Chase bevoegd is op te treden als invorderingsambtenaar.

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

2.10.

De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijnen eindigden op respectievelijk 30 maart 2020 (voor de aanmaningskosten), 20 april 2020 (voor de betekeningskosten) en 9 juni 2020 (voor de explootkosten). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

2.11.

Het bezwaarschrift is op 7 december 2020 bij Cannock Chase ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet-tijdig ingediend.

2.12.

De wetsartikelen over bezwaartermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.

2.13.

Belanghebbende heeft in dat verband aangevoerd dat hij door verblijf in het buitenland slechts een selectie van zijn post liet openmaken en aan hem liet doorsturen. De enveloppen waarin de invorderingskosten werden medegedeeld behoorden niet tot die selectie omdat niet duidelijk was dat het belangrijke post was. Immers werden deze brieven in reguliere, witte enveloppen verstuurd zonder enige kennisgeving waar de betreffende post mee te maken had. Volgens belanghebbende is dit onzorgvuldig en had uit de enveloppen moeten blijken dat sprake is van post die geopend moet worden. Hij maakt daarbij de vergelijking met de blauwe envelop van de Belastingdienst. Na terugkeer in Nederland medio maart 2020 heeft belanghebbende wel alle post geopend, maar geen aanleiding gezien om actie te ondernemen omdat de correspondentie niet van de gemeente afkomstig was maar van Cannock Chase. Belanghebbende was namelijk in de veronderstelling dat sprake was van malafide praktijken.

2.14.

De redenen die zijn aangevoerd door belanghebbende met betrekking tot het verblijf in het buitenland en de wijze waarop de post werd bijgehouden maken naar het oordeel van de rechtbank de overschrijdingen van de bezwaartermijnen niet verschoonbaar. De enkele beoordeling van urgentie van de post op basis van een foto van de enveloppe is een keuze van belanghebbende. Het beoordelen of post belangrijk is en of er termijnen aan verbonden zitten, kan alleen als de inhoud van het poststuk gelezen worden. Het lezen en beoordelen van de post en de vervolgstappen ondernemen die nodig zijn, is de verantwoordelijkheid van belanghebbende. De wijze waarop belanghebbende hier de post heeft beoordeeld is dan ook een verzuim dat belanghebbende is aan te rekenen en komt daardoor voor zijn eigen risico.

Ook de beslissing van belanghebbende om niet (tijdig) te informeren bij de instanties of het klopt dat Cannock Chase belast is met de invordering van parkeerbelastingschulden en zo de betrouwbaarheid van ontvangen stukken te kunnen verifiëren, en de daarmee samenhangende keuze om de ontvangen brieven te negeren komt voor risico van belanghebbende. Dat belanghebbende buiten de termijn bezwaar heeft gemaakt omdat hem pas later is gebleken dat Cannock Chase voor de gemeente Breda optrad, is dus geen reden voor verschoonbaarheid.

2.15.

Belanghebbende heeft verder nog diverse klachten aangevoerd over de gemeente Breda en Cannock Chase met betrekking tot het invorderingstraject. De rechtbank merkt op dat de bedenkingen van belanghebbende met betrekking tot de wenselijkheid van het overdragen van bevoegdheden, de wijze waarop zijn bezwaar is afgehandeld en het naar zijn mening disproportionele invorderingstraject niet afdoen aan het oordeel dat belanghebbende niet tijdig zijn rechtsmiddelen heeft aangewend.

2.16.

De invorderingsambtenaar heeft de bezwaren dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.

2.17.

De beroepen van belanghebbende zijn dan ook ongegrond.

2.18.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 19 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.