Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6193, AWB - 20 _ 8576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6193, AWB - 20 _ 8576

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
14 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6193
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8576

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8576

uitspraak van 30 november 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 24 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.776 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 36 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.86.01).

Zitting

Een zitting is met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en is gehuwd met [naam].

2.2.

Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 9.776 en een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 2.565 (€ 2.890 minus een drempel van € 325). De voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 is overeenkomstig de aangifte vastgesteld en resulteert in een terug te ontvangen bedrag van € 940.

2.3.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018, in afwijking van de aangifte, vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.776. Daarbij heeft de inspecteur de uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek geweigerd. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur belastingrente van € 36 in rekening gebracht.

2.4.

Belanghebbende heeft met dagtekening 13 mei 2020 een herziene aangifte ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 9.776 en een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 4.620 (€ 4.945 minus een drempel van € 325). De inspecteur heeft de herziene aangifte aangemerkt als bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018.

2.5.

Met dagtekening 20 juli 2020 heeft belanghebbende een tweede herziene aangifte ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 9.776 en een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 1.175 (€ 1.500 minus een drempel van € 325). De uitgaven voor genees- en heelkundige hulp zijn door belanghebbende als volgt gespecificeerd:

Post

Bedrag

Tandartskosten echtgenoot - nota 10-09-2018

€ 127,40

Tandartskosten echtgenoot - nota 11-09-2018

€ 123,90

Tandartskosten echtgenoot - nota 18-09-2018

€ 33,39

Tandartskosten echtgenoot - nota 28-09-2018

€ 1.214,49

Totale uitgaven

€ 1.499,18

2.6.

De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2018 afgewezen en de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.

Geschil

2.7.

Tussen partijen is in geschil of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Beoordeling van het geschil

2.8.

In beroep heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten – vóór toepassing van de drempel – van in totaal € 1.510. De uitgaven bestaan uit tandartskosten van belanghebbendes echtgenoot tot een bedrag van € 1.499,18 (zie 2.5) en zorgkosten van belanghebbende tot een bedrag van € 10,79. De inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat de geclaimde uitgaven voor specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen.

2.9.

De rechtbank overweegt als volgt.

2.9.1.

Uitgaven voor genees- en heelkundige hulp, zoals tandartskosten en zorgkosten, kunnen alleen in aftrek komen indien belanghebbende aannemelijk maakt dat aan alle cumulatieve voorwaarden is voldaan.1 De kosten kunnen dan in aftrek worden gebracht in het jaar waarin de uitgaven zijn gedaan.2 Indien de kosten worden vergoed door de zorgverzekeraar dan kunnen zij niet in aftrek worden gebracht, omdat het geen kosten zijn die op belanghebbende drukken. Ook indien de kosten ten laste komen van het eigen risico kunnen ze niet in aftrek worden gebracht.3

2.9.2.

Belanghebbende heeft in haar beroepschrift aangegeven dat de in aftrek geclaimde tandartskosten tot een bedrag van € 299,18 pas zijn betaald op 23 december 2019. Dat betekent dat aftrek van deze kosten in 2018 niet mogelijk is, omdat deze uitgaven niet in 2018 zijn gedaan. De inspecteur heeft de uitgaven voor dit gedeelte dan ook terecht in aftrek geweigerd.

2.10.

Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat op 24 september 2018 een bedrag van € 1.200 contant aan [naam tandarts] is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende – tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur – echter niet aannemelijk gemaakt dat de betaling ziet op kosten die voor aftrek in aanmerking komen. Uit de betalingsbevestiging van [naam tandarts] met dagtekening 24 september 2018 kan niet worden afgeleid op welke kosten de betaling betrekking heeft. Daarnaast acht de rechtbank niet aannemelijk dat de contante betaling betrekking heeft op de in 2018 aan belanghebbendes echtgenoot gefactureerde tandartskosten, omdat belanghebbendes echtgenoot bij brieven met dagtekening 19 november 2018 betalingsherinneringen heeft ontvangen van de op 10 september 2018, 11 september 2018 en 18 september 2018 gefactureerde tandartskosten en de dagtekening van de laatste factuur (28 september 2018, zie 2.5) is gelegen na de datum van betaling (24 september 2018). Belanghebbende heeft verder geen andere stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid op welke kosten de contante betaling aan [naam tandarts] betrekking heeft. Het voorgaande betekent dat de inspecteur ook de uitgaven tot een bedrag van € 1.200 terecht in aftrek heeft geweigerd.

2.10.1.

Met betrekking tot de in aftrek geclaimde zorgkosten van € 10,79 geldt het volgende. Hoewel het op basis van de door belanghebbende gegeven omschrijving ‘zorgkosten’ kosten kunnen betreffen die aftrekbaar zijn, kan de rechtbank dat niet vaststellen. Belanghebbende heeft haar stelling dat deze kosten aftrekbaar zijn namelijk niet verder onderbouwd met bewijsstukken. De kosten van € 10,79 komen daarom niet voor aftrek in aanmerking.

2.11.

Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de inspecteur de door belanghebbende in aftrek geclaimde uitgaven voor specifieke zorgkosten terecht in aftrek heeft geweigerd. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Conclusie

2.12.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.13.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 30 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.