Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6194, AWB - 20 _ 8166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6194, AWB - 20 _ 8166

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
14 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6194
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8166

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8166

uitspraak van 30 november 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] (Zwitserland),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 16 juli 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de vastgestelde beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’ (hierna: NiNbi-beschikking) voor het jaar 2017 (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer].NB.76).

Zitting

Het onderzoek ter zitting is met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum], heeft de Engelse nationaliteit en woonde het hele jaar 2017 in Zwitserland.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2017 een AOW-uitkering uit Nederland van in totaal € 1.693 ontvangen. Zij heeft geen aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2017 gedaan.

2.3.

Op 17 oktober 2018 heeft de inspecteur een opgaaf wereldinkomen 2017 van belanghebbende ontvangen. Daarbij heeft belanghebbende een wereldinkomen van € 22.356 opgegeven, bestaande uit een AOW-uitkering van € 1.693, een pensioen van € 4.271, en een voordeel uit sparen en beleggen van € 16.392.

2.4.

Volgens de aan de inspecteur gerenseigneerde gegevens heeft belanghebbende in 2017 een wereldinkomen van € 22.978 genoten, bestaande uit een AOW-uitkering van € 1.693, een pensioen van € 4.271, en een voordeel uit sparen en beleggen van € 17.014.

2.5.

Met dagtekening 16 mei 2020 heeft de inspecteur aan belanghebbende een NiNbi-beschikking afgegeven, waarbij het niet in Nederland belastbaar inkomen is vastgesteld op € 21.285.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de NiNbi-beschikking. De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2020 kennelijk ongegrond verklaard en van het horen afgezien op grond van artikel 7:3, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Beoordeling van het geschil

2.7.

Het niet in Nederland belastbaar inkomen wordt voor een buitenlandse belastingplichtige, zoals belanghebbende, op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) vastgesteld op:

het verschil tussen enerzijds het verzamelinkomen dat hij zou hebben genoten ingeval hij binnenlandse belastingplichtige zou zijn en, in geval van vrijstelling op grond op grond van bepalingen van interregionaal of internationaal recht, zonder die vrijstelling, en anderzijds het verzamelinkomen dat hij heeft genoten als buitenlandse belastingplichtige;”.

2.8.

Partijen zijn het erover eens dat de inspecteur het niet in Nederland belastbaar inkomen terecht heeft vastgesteld op € 21.285. Tussen hen is immers niet in geschil dat het

verzamelinkomen dat belanghebbende zou hebben genoten als zij binnenlandse belastingplichtige zou zijn € 22.978 bedraagt (het totale wereldinkomen) en het in Nederland belastbaar inkomen € 1.693 bedraagt.

2.9.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord voordat de inspecteur op haar bezwaar heeft beslist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur terecht met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onderdeel b, van de Awb van het horen afgezien. Tussen partijen bestond geen geschil over de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan. Integendeel, belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift de uitgangspunten op grond waarvan de inspecteur de NiNbi-beschikking heeft vastgesteld bevestigd, zodat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het gemaakte bezwaar niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Het voorgaande betekent dat geen sprake is van een schending van het hoorrecht.

2.10.

Belanghebbende heeft in haar beroepschrift verder opgemerkt dat de opgaaf wereldinkomen ten onrechte is gebruikt door de Nederlandse belastingdienst en dat het pensioen van € 4.271 en het voordeel uit sparen en beleggen van € 17.014 ten onrechte worden gerekend tot het inkomen waarover Nederland een heffingsrecht zou hebben. Het is de rechtbank niet duidelijk op welk onterecht gebruik van de opgaaf wereldinkomen belanghebbende doelt en welke conclusie belanghebbende aan dit onterechte gebruik verbindt. De rechtbank zal deze opmerking daarom laten voor wat het is. Daarnaast gaat belanghebbende er ten onrechte van uit dat Nederland een heffingsrecht heeft over het niet in Nederland belastbaar inkomen.

2.11.

Tot slot heeft belanghebbende nog aangevoerd dat de uitspraak op bezwaar niet aan haar gemachtigde is toegezonden, maar uitsluitend naar haar is verstuurd. Als gevolg hiervan heeft zij de uitspraak op bezwaar pas op het allerlaatste moment aan de gemachtigde kunnen doorzenden. De rechtbank stelt voorop dat een onjuiste bekendmaking van de uitspraak op bezwaar, omdat dit besluit ten onrechte niet aan de gemachtigde is gezonden, geen grond is voor vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Een dergelijke onregelmatigheid na het doen van uitspraak op bezwaar kan de rechtmatigheid van de uitspraak op bezwaar niet aantasten. De onjuiste bekendmaking van de uitspraak op bezwaar zou in het kader van de beoordeling van de tijdigheid van het beroep wel aan de orde kunnen komen. Van een termijnoverschrijding is in dit geval echter geen sprake.

Conclusie

2.12.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.13.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 30 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.