Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6473, BRE 20/5348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6473, BRE 20/5348

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 december 2021
Datum publicatie
24 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6473
Zaaknummer
BRE 20/5348

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/5348

Uitspraak van 20 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], de heffingsambtenaar.

1 Procesverloop

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 31 januari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 570.000,00.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.3.

Bij uitspraak op bezwaar van 12 februari 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 510.000,00. Aan belanghebbende is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het indienen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting voor een bedrag van € 522,00.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

1.5.

De zaak is behandeld op de zitting van 12 november 2021. Namens belanghebbende was aanwezig J.L.G. van Herk, verbonden aan Previcus Vastgoed (Previcus) te Boxmeer. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde] .

2 Overwegingen

2.1.

Ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde heeft belanghebbende in de bezwaarfase een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 20 mei 2019, waarin de onroerende zaak wordt getaxeerd op € 493.000,00. De taxatie is uitgevoerd door T. Dikschei en uitgewerkt door B. Lemmens, beiden werkzaam bij Previcus.

2.2.

B. Lemmens is in de loop van het jaar 2017 bij Previcus in dienst getreden, T. Dikschei in maart 2019. Beiden zijn niet geregistreerd in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT).

2.3.

Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het door hem overgelegde taxatierapport. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het verzoek afgewezen omdat het taxatierapport niet is opgesteld door een geregistreerd taxateur.

2.4.

Uitsluitend in geschil is het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar terecht het verzoek om vergoeding van de kosten van het taxatierapport heeft afgewezen. Meer specifiek het antwoord op de vraag of het taxatierapport is opgesteld door een deskundige als bedoeld in artikel 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (deskundige).

2.5.

Op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden, op verzoek, door het bestuursorgaan de kosten vergoed die een belanghebbende in de bezwaarfase redelijkerwijs heeft moeten maken. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) is vermeld welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder onder artikel 1, letter b, de kosten van een deskundige. Noch de Awb noch het Besluit bevat een definitie van het begrip ‘deskundige’.

2.6.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 15 november 20181, waarnaar de heffingsambtenaar ook heeft verwezen, onder meer het volgende overwogen:

“4.6.8.4. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dus geregistreerd taxateur, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken (...)”

2.7.

In de bijlage bij haar uitspraak van 11 november 2021 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een geactualiseerd overzicht gegeven van het richtsnoer dat zij hanteert voor beslissingen over de (proces)kostenvergoeding. In dat overzicht staat onder meer het volgende vermeld:

“2. Kosten van een deskundige

(…)

Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen.”

2.8.

Of sprake is van een deskundige dient, gelet op voornoemde uitspraken, naar het oordeel van de rechtbank te worden beoordeeld al naar gelang de omstandigheden van het concrete geval. In een specifieke situatie waarin de deskundigheid van een niet-geregistreerde taxateur op basis van opleiding en ervaring vergelijkbaar moet worden geacht met een geregistreerde taxateur, kan ook de niet-geregistreerde taxateur als deskundige worden aangemerkt. De bewijslast om de feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die het oordeel kunnen dragen dat de niet-geregistreerde taxateurs – in dit geval B. Lemmens en T. Dikschei – als deskundigen kunnen worden aangemerkt, rust op belanghebbende.

2.9.

In dat verband heeft belanghebbende ter zitting gesteld dat B. Lemmens en T. Dikschei als deskundigen kunnen worden aangemerkt, omdat zij beiden interne WOZ-cursussen en een interne opleiding van 10 dagdelen hebben gevolgd en op grond daarvan bij Previcus geregistreerd zijn als taxateurs. Daarnaast wordt de WOZ-kennis binnen Previcus up-to-date gehouden door het delen van kennis en informatie in interne werkgroepen.

2.10.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, na de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de interne cursus vergelijkbaar is met een externe en onafhankelijke gewaarborgde opleiding die vaak meerdere jaren duurt. Belanghebbende heeft niet voldoende inzichtelijk gemaakt waar de interne cursus uit bestaat, wat de vereisten zijn om een dergelijke opleiding te starten, wat het opleidingsniveau is na afronding van de interne cursus en hoe de kwaliteit van die cursus wordt gewaarborgd. Bovendien hecht de rechtbank waarde aan de door de heffingsambtenaar aangevoerde, en door belanghebbende niet betwiste, omstandigheid dat B. Lemmens en T. Dikschei, voordat zij bij Previcus in dienst traden, geen relevante werkervaring hebben opgedaan of opleiding in de richting van taxateur hebben genoten. Ten slotte heeft de rechtbank in haar oordeel ook meegewogen dat T. Dikschei ten tijde van het opmaken van het taxatierapport slechts twee maanden in dienst was bij Previcus en B. Lemmens slechts 2 jaar (zie 2.1 en 2.2). Gelet op die omstandigheden kan niet worden gezegd dat zij beiden ten tijde van het opstellen van het rapport beschikten over een gedegen opleiding en uitzonderlijk veel ervaring op het gebied van het taxeren van vastgoed, waardoor het ontbreken van een NRVT-registratie zou kunnen worden gecompenseerd.

2.11.

Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat B. Lemmens en T. Dikschei niet zijn aan te merken als deskundigen in de zin van artikel 1, letter b, van het Besluit. Het taxatierapport komt in dat geval niet voor vergoeding in aanmerking. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

2.12.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 20 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

<de griffier is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen>

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.