Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6499, BRE 20/7236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6499, BRE 20/7236

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
22 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6499
Zaaknummer
BRE 20/7236

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet van een samenvatting voorzien.

Uitspraak

Belastingrecht

Zaaknummer BRE 20/7236

uitspraak van 14 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], de heffingsambtenaar.

1 Procesverloop

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aan haar in rekening gebrachte leges omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 20 mei 2020 afgewezen

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting aanvullende stukken ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 12 november 2021. Hierbij was namens belanghebbende via een beeldverbinding aanwezig [naam] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .

2 Overwegingen

2.1.

Belanghebbende heeft bij de gemeente Oisterwijk een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een nieuwe rijhal en een nieuwe stalling ten behoeve van paarden. De gemeente heeft deze aanvraag in behandeling genomen, een omgevingsvergunning verleend en een nota leges omgevingsvergunning aangekondigd voor een bedrag van € 28.117,02. Met dagtekening 21 februari 2020 heeft de heffingsambtenaar de aangekondigde nota aan belanghebbende verzonden.

2.2.

In geschil is of de heffingsambtenaar de nota terecht en voor het juiste bedrag heeft opgelegd.

2.3.

In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar uiteengezet hoe hij tot het bedrag van de leges is gekomen, namelijk aan de hand van de (fictieve) bouwkosten van de aangevraagde vergunning voor een rijhal en stalling. Belanghebbende stelt deze berekening zelf niet ter discussie maar ze stelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte is uitgegaan van de kosten van een rijhal en een stalling. Belanghebbende stelt dat ze voorafgaand aan de indiening van de aanvraag omgevingsvergunning overleg heeft gehad met de behandelend medewerker van de gemeente omdat toen al duidelijk was dat de rijhal en stalling niet gebouwd konden worden omdat een wijzigingsprocedure ten aanzien van het te wijzigen bouwblok was gesneuveld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De aanvraag is naar aanleiding van dit overleg toch doorgezet omdat dit nodig was voor een SDE+-subsidie voor de te plaatsen zonnepanelen. In het overleg zou een ambtenaar hebben opgemerkt “dan moeten we maar even kijken wat we met de leges doen”. Belanghebbende bepleit een vernietiging van de nota of een vermindering van de nota tot een bedrag dat verschuldigd zou zijn indien de aanvraag zou zijn ingediend voor het bouwen van een zonneweide, volgens belanghebbende zou de nota dan circa € 2.000 bedragen.

2.4.

De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht leges heeft geheven voor de in de behandeling nemen van de aanvraag omgevingsvergunning en de daarin opgenomen bebouwing. Op basis van de Gemeentewet1 kunnen gemeenten leges heffen voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten. De gemeente heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door het vaststellen en publiceren van de Verordening op de heffing en de invordering van Leges 2019 (hierna: de Verordening). In de Verordening is bepaald dat voor bepaalde diensten leges worden geheven. De dienst is in dit geval het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Het daarvoor verschuldigde bedrag aan leges is afhankelijk van de bouwkosten. Deze bouwkosten worden, bij het ontbreken van een onderbouwde aannemingssom, berekend op basis van een tarieventabel.

2.5.

Belanghebbende heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Die aanvraag is door de gemeente in behandeling genomen. De heffingsambtenaar is alsdan gehouden een nota op te leggen op basis van de in de ingediende aanvraag opgenomen bebouwing. In de aanvraag is als bebouwing de rijhal en stalling benoemd en geen zonneweide. Dat van de omgevingsvergunning geen gebruik wordt of kan worden gemaakt is daarvoor niet relevant. Al wat vóór of ná het in behandeling nemen van de aanvraag tussen belanghebbende en de gemeente heeft gespeeld, kan daaraan niet afdoen. Het is voor het in rekening brengen van leges immers niet van belang of een omgevingsvergunning al dan niet wordt verleend of benut. Het belastbare feit is het in behandeling nemen van de aanvraag. Belanghebbende heeft gesteld dat de leges buitenproportioneel zijn maar ook die stelling slaagt niet. De heffingsambtenaar heeft de leges in rekening gebracht naar het tarief als genoemd in de tarieventabel. Het is de rechter vervolgens niet toegestaan de door de gemeenteraad vastgestelde verordening te toetsen op billijkheid.

2.6.

Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan haar een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan dat de leges zouden worden gematigd of verrekend met een nota voor een nog in te dienen aanvraagomgeving. Haar enkele verklaring is, na de betwisting door de heffingsambtenaar, daartoe onvoldoende.

2.7.

Gelet op het vorenstaande heeft de heffingsambtenaar terecht en naar het juiste bedrag een nota leges omgevingsvergunning opgelegd. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 14 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.