Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6604, AWB - 20 _ 9198 en 20_9199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6604, AWB - 20 _ 9198 en 20_9199

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 december 2021
Datum publicatie
28 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6604
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9198 en 20_9199

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/9198 en 20/9199

uitspraak van 21 december 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 9 oktober 2020 en 28 september 2020 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde:

-

aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.637 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 37 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.76.01);

-

aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.107 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 28 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.86.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [partner] (de partner). Zij zijn in de onderhavige jaren elkaars fiscaal partners.

2.2.

De partner is op 18 januari 2017 naar Nederland geïmmigreerd en verbleef in Nederland op basis van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

2.3.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV over 2017 en 2018 gedaan waarbij het belastbaar inkomen als volgt is opgebouwd.

2017

Loon

€ 40.859

Aandeel inkomsten eigen woning

€ 6.229 (-/-)

Premies inkomensvoorzieningen

€ 149 (-/-)

Aandeel aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven

€ 899 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 33.618

2018

Loon

€ 46.740

Aandeel inkomsten eigen woning

€ 2.299 (-/-)

Premies inkomensvoorzieningen

€ 298 (-/-)

Aandeel aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven

€ 1.550 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 42.557

2.4.

De in aftrek gebrachte scholingsuitgaven hebben betrekking op een door de partner gevolgde Nederlandse taalcursus van A1 naar A2 en een verlenging van die cursus bij Sagènn Educatie BV.

2.5.

Bij het vaststellen van de definitieve aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangiften. De scholingsuitgaven zijn daarbij voor beide jaren volledig geweigerd en voor het jaar 2017 is het aandeel inkomsten eigen woning verminderd tot € 6.109.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslagen IB/PVV 2017 en 2018. De inspecteur is gedeeltelijk tegemoet gekomen aan belanghebbendes bezwaar voor het jaar 2017 in zoverre dat het aandeel inkomsten eigen woning conform de ingediende aangifte is vastgesteld. Het bezwaar voor het jaar 2018 is ongegrond verklaard.

Geschil

2.7.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op persoonsgebonden aftrek in verband met scholingsuitgaven.

Scholingsuitgaven

2.8.

Artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bepaalt – voor zover hier van belang – als volgt.

“1. Scholingsuitgaven zijn de uitgaven die wegens het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op verwerven van inkomen uit werk en woning zijn gedaan voor:

a. lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld als bedoeld in artikel 7:44 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of promotiekosten; b. door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen.

(…)”

In de wetsgeschiedenis van voornoemd artikel is hierover het volgende opgenomen.1

“In artikel 6.7.1 [rechtbank: nu artikel 6.27 van de Wet IB 2001] wordt de definitie van scholingsuitgaven opgenomen. Scholingsuitgaven zijn uitgaven van de belastingplichtige voor een door hem zelf gevolgde opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. De uitgaven moeten direct verband houden met het leertraject. Hierbij moet worden gedacht aan reële en rechtstreekse kosten, lasten en afschrijvingen voor een opleiding of studie, zoals bijvoorbeeld lesgelden en leerboeken. Zo zijn uitgaven voor vakliteratuur alleen aftrekbaar indien er een zodanig verband tussen de literatuur en het volgen van het leertraject bestaat dat de literatuur in de gegeven omstandigheden naar het spraakgebruik als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt. Met de term ‹‹met het oog op het verwerven van inkomen uit arbeid en woning›› wordt beoogd aan te geven dat het doel van de opleiding bepalend is voor de aftrekbaarheid van de scholingsuitgaven. Het geobjectiveerde doel van het volgen van de opleiding of studie moet zijn hetzij het verbeteren van de financieel-economische positie van de belastingplichtige, hetzij het op peil houden of verbeteren van kennis en vaardigheden die de belastingplichtige nodig heeft voor het verwerven of behouden van inkomen uit tegenwoordige arbeid. Uitgaven voor een opleiding of studie die wordt gevolgd als hobby of uit persoonlijke interesse, kunnen dus niet als scholingsuitgaven in aanmerking komen, evenmin als dergelijke uitgaven in een te ver verwijderd verband staan met het verwerven van inkomen uit werk en woning.”

2.9.

Belanghebbende betoogt – kortgezegd – dat de door de echtgenote gevolgde ‘Nederlands als tweede taal’ (NT2) taalcursus gelet op inhoud, doel en niveau geen inburgeringscursus is. De NT2 taalcursus is gevolgd om de kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt te vergroten. Daartoe voert belanghebbende verder aan dat de echtgenote als gevolg van het succesvol afronden van de NT2 taalcursus een baan heeft verkregen, die slechts uitgeoefend kan worden met beheersing van de Nederlandse taal op het niveau dat de NT2 taalcursus representeert. De inspecteur stelt dat sprake is van een inburgeringscursus waarvan de uitgaven op grond van vaste jurisprudentie niet aftrekbaar zijn. Voor het geval de rechtbank belanghebbendes stelling volgt dat geen sprake is van een inburgeringscursus stelt de inspecteur dat de NT2 taalcursus van algemene aard is en dat deze niet specifiek is vereist voor het verwerven van inkomen uit werk en woning. De inspecteur wijst daarbij op de jurisprudentie.

2.10.

De rechtbank overweegt als volgt. Het volgen van een NT2 cursus is niet verplicht in het kader van de inburgering. De NT2 taalcursus kan echter wel – in samenhang met twee andere modules – worden gevolgd als inburgeringscursus. Los van de vraag of de NT2 taalcursus door de echtgenote van belanghebbende is gevolgd in het kader van de inburgering – en als gevolg daarvan de in dat verband gedane uitgaven al dan niet aftrekbaar zijn – is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van aftrekbare scholingsuitgaven. Daarvoor staan de uitgaven voor de NT2 taalcursus in een te ver verwijderd verband tot een concrete vorm van inkomensverwerving. Van belang daarbij is dat het een cursus betreft die de kennis en vaardigheden van het algemene Nederlands verbreedt met een verbetering van de beheersing van de taal en als gevolg daarvan een mogelijke verbetering van de positie op de arbeidsmarkt. Daarnaast is uit de gestelde feiten en omstandigheden niet aannemelijk geworden dat het volgen van de NT2 taalcursus een voorwaarde is geweest voor het verkrijgen van de door de echtgenote uitgeoefende baan zoals belanghebbende stelt. Dat een betere beheersing van de Nederlandse taal de kans op een baan vergroot, maakt dit niet anders.2 Ten aanzien van het argument van belanghebbende met betrekking tot de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven in verband met studies die weinig uitzicht hebben op een baan merkt de rechtbank op dat het bij het toetsingskader voor de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven niet gaat om een concreet uitzicht op een baan, maar om een uitzicht op een concrete vorm van inkomensverwerving. De inspecteur heeft terecht de aftrek van scholingsuitgaven geweigerd.

Motiveringsbeginsel

2.11.

Belanghebbende voert verder aan – naar de rechtbank begrijpt – dat de inspecteur in strijd met het motiveringsbeginsel heeft gehandeld, omdat de inspecteur heeft verzuimd alle argumenten van belanghebbende te weerleggen.

2.12.

De rechtbank stelt vast dat de uitspraken op bezwaar zijn voorzien van een motivering waarbij op de in bezwaar aangedragen argumenten wordt gereageerd. Nu die motivering ook voldoende dragend is voor de beslissingen op bezwaar, verwerpt de rechtbank belanghebbendes stelling dat het motiveringsbeginsel is geschonden. Dat de inspecteur niet uitvoerig en mogelijk niet op alle argumenten is ingegaan, maakt dat niet anders.

Conclusie

2.13.

Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.