Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1405, AWB - 19 _ 4139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1405, AWB - 19 _ 4139

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 maart 2022
Datum publicatie
5 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:1405
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4139

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Artikel 4.6, 4.12 en 7.5 Wet IB 2001. Belanghebbende woont in de jaren 2012 tot en met 2014 in Thailand. Aan belanghebbende zijn belastingaanslagen opgelegd omdat, volgens de inspecteur, belanghebbende winst heeft onttrokken aan coffeeshops waarvan belanghebbende indirect eigenaar is via een Luxemburgse vennootschap. In beroep neemt de inspecteur primair het standpunt in dat sprake is van inkomen uit aanmerkelijk belang. De rechtbank is van oordeel dat uitgaande van de door de inspecteur gestelde feiten er geen sprake is van regulier inkomen uit een aanmerkelijk belang in Nederland gevestigde vennootschappen. De winstonttrekking vindt plaats via de tussenliggende vennootschappen. Belanghebbende trekt het inkomen uit de aandelen in de Luxemburgse vennootschap, en niet uit aandelen in de coffeeshops. Dat indirect gehouden aandelen wel meetellen bij de bepaling of sprake is van een aanmerkelijk belang, doet daaraan niet af. De belastingaanslagen worden vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 19/4139 tot en met 19/4141, 19/4143, 19/4906 en 19/4907

uitspraak van 24 maart 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[persoon B] , wonende te Nederland,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor dan wel over de jaren 2012 tot en met 2014 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en (navorderings)aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd en daarbij in voorkomende gevallen bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (zie nader 2.5).

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de (navorderings)aanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd. Hiertegen is op 8 augustus 2019 en 27 september 2019 tijdig beroep ingesteld.

1.3.

Ter zake van de ingestelde beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van in het totaal € 94 (tweemaal € 47).

1.4.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft op verzoek van de inspecteur 23 verhuisdozen met ordners naar de rechtbank gebracht. Deze ordners bevatten stukken uit een strafrechtelijk onderzoek. De inspecteur heeft twee andere ordners ingebracht met stukken uit dat onderzoek die, volgens de inspecteur, voor de fiscale procedures van belang zijn.

1.6.

Op 10 februari 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden met als doel, onder andere, het bespreken van een (praktische) werkwijze voor de ingebrachte 23 verhuisdozen met stukken. Een kopie van het proces-verbaal van die regiezitting is op 17 februari 2020 aan partijen toegestuurd. De regiezitting heeft uiteindelijk geleid tot een tussenuitspraak van 20 mei 2020,1 waarbij is beslist dat de stukken in de 23 verhuisdozen buiten beschouwing worden gelaten nu de inspecteur niet aan zijn substantiëringsplicht als omschreven in artikel 8:32a van de Awb heeft voldaan. De stukkenwisseling die in verband met de regiezitting heeft plaatsgevonden, is vermeld in de tussenuitspraak.

1.7.

Het verdere procesverloop is, voor zover relevant, te kennen uit het volgende:

-

De aanvullende motivering door belanghebbende bij brief van 1 november 2020;

-

De brief van de rechtbank van 20 mei 2021 met een beslissing op het verzoek een getuige te horen;

-

Het overleggen van stukken door de inspecteur op 28 oktober 2021 op verzoek van de rechtbank;

-

Een nadere reactie op het verweerschrift door belanghebbende bij brief van 5 november 2021;

-

De pleitnota van de inspecteur, toegestuurd op 4 november 2021;

-

De pleitnota van belanghebbende, toegestuurd op 15 november 2021.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, mr. A.M.E. Nuyens, mr. P.J. Draijer en L.A.K. Kroneman (stagiaire), verbonden aan De Bont Advocaten te Breda en namens de inspecteur, [inspecteur] , [inspecteur] en [inspecteur] . Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van die zitting waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen is verstuurd. Ter zitting zijn tegelijk met de zaken van belanghebbende ook (samenhangende) zaken van vijf andere belastingplichtigen behandeld.

1.9.

Voor elk van de zaken is het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd binnen twaalf weken.

1.10.

Bij brief van 7 februari 2022 is gemeld dat het niet gelukt is om uitspraak te doen binnen de aangekondigde termijn en dat wordt gestreefd om binnen zes weken uitspraak te doen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Voor een weergave van de algemene feiten die voor alle gelijktijdig ter zitting behandelde zaken van belang zijn, verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak (hierna: de bijlage).

2.2.

Belanghebbende – in de bijlage aangeduid met ‘ [B] ’ – is in Nederland niet binnenlands belastingplichtig voor de inkomstenbelasting in de jaren 2012 tot en met 2014.

2.3.

Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van aangiften IB/PVV voor de jaren 2012 tot en met 2014 en heeft voor deze jaren ook geen aangifte gedaan.

2.4.

In het onderzoeksrapport met betrekking tot belanghebbende (bijlage, onderdeel 1.44) is geconcludeerd dat belanghebbende inkomen heeft genoten door gelden te onttrekken aan de coffeeshops door bij de coffeeshops hogere uitgaven als inkoopkosten in de boekhouding te verantwoorden dan de werkelijke kosten (‘afromen van de winsten’). De inspecteur heeft voor de jaren 2012 tot en met 2014 de helft van de totaal berekende afgeroomde winst van de coffeeshops bij belanghebbende als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. De andere helft is bij zijn broer in aanmerking genomen. De gecorrigeerde bedragen zijn in het volgende overzicht weergegeven (hierna: de afgeroomde winsten):

Totaal afgeroomde bedragen

2012

2013

2014

Totaal

[Coffeeshop 1]

€ 111.917

€ 148.042

€ 77.929

€ 337.889

[Coffeeshop 3]

€ 45.207

€ 54.688

€ 56.913

€ 156.808

[Coffeeshop 4]

€ 124.348

€ 124.311

€ 102.605

€ 351.264

[Coffeeshop 2]

€ 122.022

€ 164.286

€ 182.711

€ 469.019

€ 403.494

€ 491.327

€ 420.158

€ 1.314.980

2012

2013

2014

Aandeel [B]

€ 201.747

€ 245.664

€ 210.079

€ 657.490

2.5.

In verband met de hiervoor genoemde correcties zijn aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen opgelegd:

-

navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 201.747 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 14.750 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.27.01) (BRE 19/4139);

-

navorderingsaanslag Zvw over het jaar 2012 naar een bijdrage-inkomen van € 50.064 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 390 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .W.27.01.4) (BRE 19/4140);

-

navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 245.664 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 14.733 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.37.01) (BRE 19/4141);

-

navorderingsaanslag Zvw over het jaar 2013 naar een bijdrage-inkomen van € 50.853 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 354 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .W.37.01.4)(BRE 19/4143);

-

aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 210.079 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.46.01) (BRE 19/4906);

-

aanslag Zvw over het jaar 2014 naar een bijdrage-inkomen van € 51.414 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.46.01.4) (BRE 19/4907).

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de (navorderings-)aanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de opgelegde (navorderings)aanslagen.

3.3.

De inspecteur concludeert primair tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de opgelegde (navorderings)aanslagen Zvw en vermindering van de opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV. Subsidiair concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Overwegingen

5 Verzoek om immateriëleschadevergoeding (ISV)

6 Proceskosten

7 Beslissing