Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1515, AWB - 21 _ 215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1515, AWB - 21 _ 215

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
6 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:1515
Zaaknummer
AWB - 21 _ 215

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/215

uitspraak van 29 maart 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 4 december 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 8.859 (hierna: de naheffingsaanslag) en de bij gelijktijdige beschikking opgelegde verzuimboete van € 5.278 (hierna: de boetebeschikking) (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] . De rechtbank heeft de behandeling van de zaak ter zitting op 15 maart 2022 opnieuw aangevangen. Dit betekent dat hetgeen ter zitting van 20 oktober 2021 ten overstaan van mr. Nandram is besproken, niet wordt meegewogen in deze uitspraak. Het opnieuw aanvangen van het onderzoek ter zitting houdt verband met de na afloop van die zitting van belanghebbende ontvangen brief, waarin mr. Nandram aanleiding heeft gezien het onderzoek te heropenen voor een hernieuwde behandeling ter zitting. Dit is aan partijen medegedeeld bij brief van 9 november 2021.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot een aanslag zoals die luidt na de verminderingsbeschikking van 14 mei 2021;

-

vermindert de boetebeschikking tot een boete zoals die luidt na de verminderingsbeschikking van 14 mei 2021;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Op 30 oktober 2019 is tijdens een controle door de politie vastgesteld dat belanghebbende als bestuurder van een motorrijtuig van het merk Land Rover met Belgisch kenteken [kenteken 1] (hierna: de auto) gebruik maakte van de Nederlandse weg. De auto was op dat moment voorzien van een handelaarskentekenplaat (kenteken [kenteken 2] ). Die kentekenplaat stond op naam van [X] B.V. De auto stond niet als bedrijfsvoorraad van [X] B.V. geregistreerd.

2.2.

Op het moment van de controle was belanghebbende woonachtig in Nederland.

2.3.

In het kader van de bevindingen tijdens de voornoemde controle is belanghebbende verhoord door de politie op 17 december 2019. Van dit verhoor is een proces-verbaal opgemaakt.

2.4.

Naar aanleiding van de van de politie ontvangen informatie over de controle heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking opgelegd. De naheffingsaanslag is opgelegd over de periode 17 januari 2017 tot en met 29 oktober 2019.

2.5.

Tijdens de beroepsfase heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat uit het proces-verbaal van het politieverhoor (zie 2.3) blijkt dat de auto ten tijde van de controle geen kenteken had, omdat de auto vanaf 13 januari 2017 niet meer in België was geregistreerd. Derhalve is voor de auto geen kenteken opgegeven, zodat de periode waarover wordt nageheven beperkt dient te worden tot 1 jaar, te weten van 30 oktober 2018 tot en met 29 oktober 2019.1 Het beroep is reeds om die reden gegrond verklaard.

2.6.

Bij beschikking van 14 mei 2021 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 3.189 en de boetebeschikking verminderd tot € 3.189.

2.7.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Naheffingsaanslag

2.8.

Ten aanzien van motorrijtuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad2 geldt dat bij gebruik van de weg de zogenoemde handelaarsplaten moeten worden gevoerd.3 De handelaarsplaten mogen uitsluitend worden gebruikt indien met de auto gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het bedrijf of de persoon aan wie de handelaarsplaten zijn opgegeven.4

2.9.

Tussen partijen staat vast dat de auto niet behoorde tot de bedrijfsvoorraad van [X] B.V. Gelet op de verklaringen van belanghebbende betreft de auto een privéauto van belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de handelaarsplaten derhalve ten onrechte gevoerd ten aanzien van het gebruik van de weg met de auto. De stelling van belanghebbende dat hij niet wist dat voor zijn privéauto geen gebruik van de handelaarskentekenplaten mocht worden gemaakt, is voor de vraag of al dan niet terecht is nageheven niet van belang.

2.10.

Gelet op het voorgaande is sprake van een auto zonder kenteken waarmee gebruik is gemaakt van de Nederlandse weg. Een auto zonder kenteken wordt op grond van de wet5 gehouden door degene die de auto feitelijk ter beschikking heeft. Tussen partijen staat vast dat belanghebbende degene was die de beschikking had over de auto. In dat geval kan de inspecteur motorrijtuigenbelasting naheffen over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag die voorafgaat aan de dag waarop het gebruik van de weg wordt geconstateerd.6 De naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank aldus terecht opgelegd. De periode waarover nageheven kan worden is 30 oktober 2018 tot en met 29 oktober 2019.

2.11.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag tijdens de beroepsfase reeds verminderd, waarbij de na te heffen motorrijtuigenbelasting over de voornoemde periode is berekend (zie ook 2.6). De rechtbank heeft derhalve de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag zoals die luidt na de verminderingsbeschikking van 14 mei 2021.

Boete

2.12.

De verzuimboete – zoals door de inspecteur vastgesteld tijdens de beroepsfase ten bedrage van € 3.189 – is opgelegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 37 van de Wet MRB in samenhang met artikel 34 van de Wet MRB en artikel 67c van de AWR en met inachtneming van paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht. De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur bij het opleggen van de verzuimboete binnen de geldende wettelijke bepalingen en voor de inspecteur geldende beleidsvoorschriften is gebleven. Bij het opleggen van een verzuimboete wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid van belanghebbende. Wel moet bij afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) aan de zijde van belanghebbende het opleggen van de verzuimboete achterwege blijven. Op belanghebbende rust de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die leiden tot de conclusie dat sprake is van avas. Daarin is belanghebbende niet geslaagd. De stelling van belanghebbende dat hij niet wist dat de handelaarsplaten niet gebruikt mochten worden, is daarvoor onvoldoende. De regeling voor het gebruik van handelaarsplaten is een begunstigende regeling die strikte voorwaarden kent. Het ligt op de weg van belanghebbende om zich te informeren over die voorwaarden en die voorwaarden na te leven. Het valt belanghebbende aan te rekenen dat hij dat kennelijk onvoldoende heeft gedaan.

2.13.

Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat hij strafrechtelijk voor hetzelfde feit vervolgd wordt als het feit waarvoor de onderhavige boete is opgelegd. Uit de verklaringen van belanghebbende ter zitting leidt de rechtbank af dat belanghebbende (nog) niet is gedagvaard voor een zitting bij de strafrechter en aan hem ook (nog) geen strafbeschikking is uitgevaardigd, zodat er geen belemmering bestond voor de inspecteur om de onderhavige boete op te leggen.7 Van dubbele vervolging voor hetzelfde feit is reeds om die reden (nog) geen sprake.

2.14.

De vervolgvraag is of de boete passend en geboden is gelet op de omstandigheden van het geval. De rechtbank acht de door de inspecteur tijdens de beroepsfase verminderde boete van € 3.189 passend en geboden. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de Nederlandse weg met een auto zonder (geldig) kenteken en heeft daardoor niet de voor het gebruik van de weg verschuldigde motorrijtuigenbelasting afgedragen.

2.15.

Andere feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging van de boete zijn niet gesteld of gebleken.

2.16.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 29 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.