Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1992, 20/7581

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1992, 20/7581

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
31 maart 2022
Datum publicatie
21 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:1992
Zaaknummer
20/7581

Inhoudsindicatie

Geen samenvatting

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer 20/7581

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 31 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de onroerende zaak gelegen aan [straatnaam] te [plaats 2] voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 464.000.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 8 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft daartegen op 24 juli 2020 beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 31 maart 2022. Namens belanghebbende is [gemachtigde] verschenen. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting laten weten dat namens hem niemand zou verschijnen.

Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken1 en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende is bekend gemaakt2, in dit geval is toegezonden3. Uitgaande van een verzending van de uitspraak op bezwaar op de dag van de dagtekening, zijnde maandag 8 juni 2020, is de beroepstermijn gestart op dinsdag 9 juni 2020 en geëindigd op dinsdag 21 juli 2020. Volgens de stempel van de rechtbank is het beroepschrift binnengekomen op 24 juli 2020, dus buiten de beroepstermijn.

Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift ook tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Uit de stempel op de envelop waarin het beroepschrift is ingediend blijkt dat deze op 23 juli 2020 ter post is bezorgd. Ook dat is buiten de beroepstermijn waardoor het beroep niet om deze reden alsnog ontvankelijk kan worden verklaard.

De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien ‘redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest’, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is4. Belanghebbende heeft desgevraagd verklaard dat de uitspraak op bezwaar tijdig is ontvangen, maar dat het vanwege de sluiting van het bedrijf gedurende twee weken als gevolg van de Corona-maatregelen en zijn drukke overige bezigheden, niet tijdig beroep is ingesteld. . De rechtbank ziet hierin echter geen reden voor een verschoonbare termijnoverschrijding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 31 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel