Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2029, BRE-21_5922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2029, BRE-21_5922

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 april 2022
Datum publicatie
22 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2029
Zaaknummer
BRE-21_5922

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/5922

uitspraak van 15 april 2022

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Mr. D.A.N. Bartels, die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens [belanghebbende],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Mr. D.A.N. Bartels (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen een beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken, die is afgegeven ten aanzien van [belanghebbende] (hierna: de belastingplichtige).

Bij het beroepschrift is geen schriftelijke machtiging meegestuurd. Dat had wel gemoeten, aangezien het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en niet gebleken is dat de verzender van het beroepschrift advocaat is. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.

De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 31 december 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief. Ook is daarbij verzocht een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.

Bij brief van 13 januari 2022 heeft de gesteld gemachtigde een volmacht overgelegd.

Omdat er geen uittrekstel uit het handelsregister is overgelegd kan niet beoordeeld worden wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon gerechtigd is beroep in te stellen. Dit betekent dat er nog steeds sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.

De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij aangetekende brief van 22 februari 2022 verzocht een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen.

De brieven van 31 december 2021 en 22 februari 2022 bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.

Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.

De gesteld gemachtigde heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.

De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Rechtsmiddel