Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2532, AWB - 21 _ 2186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2532, AWB - 21 _ 2186

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 mei 2022
Datum publicatie
13 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2532
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2186

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/2186

uitspraak van 10 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 23 april 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) van € 1.863 ter zake van het motorrijtuig [motorrijtuig] .

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf 1] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 3.597 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig [motorrijtuig] (hierna: de auto).

2.2.

Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf 2] van 14 februari 2020. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 12.762. Van dit bedrag aan schade is in het taxatierapport een bedrag van € 9.171 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde.

2.3.

De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door [naam] werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 28 februari 2020. De hertaxateur heeft schade aan de auto geconstateerd voor een bedrag van € 109. Daarvan is € 90 (83%) in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde.

2.4.

De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 5.460. Met dagtekening 27 november 2020 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag Bpm opgelegd met een bedrag van € 1.863 aan verschuldigde Bpm.

2.5.

Het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.

2.6.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is daarbij tussen partijen in geschil:

  1. of de hertaxateur voldoende onafhankelijk is;

  2. of terecht geen waardevermindering wegens schade in aanmerking is genomen.

Onafhankelijkheid hertaxateur

2.7.

De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende heeft betoogd dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, reeds omdat de hertaxateur niet deskundig, objectief en onafhankelijk is, deze beroepsgrond faalt. Het staat de inspecteur immers vrij zijn standpunt te onderbouwen op een wijze die hem goeddunkt, mits geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs of anderszins bewijs dat niet toelaatbaar is, wat hier niet het geval is. De belastingrechter zal vervolgens oordelen over het door beide partijen bijgebrachte bewijsmateriaal, op basis van zijn keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal.1

Waardevermindering wegens schade

2.8.

Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat geen rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde, aannemelijk te maken. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s zijn overgelegd van de auto. Verder heeft de taxateur van DRZ “bevindingen/opmerkingen” in zijn taxatierapport opgenomen.

2.9.

De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.

2.10.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met een bedrag aan schade van € 9.171 en heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite schade verwezen naar het door hem overgelegde taxatierapport. Meer specifiek heeft belanghebbende gesteld dat sprake is van achterstallig onderhoud met betrekking tot de banden en gewezen op een kras op het rechterportier en een beschadigde velg.

De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. De inspecteur heeft de totale schade berekend op € 109, waarvan € 90 (83%) in aanmerking is genomen. Daarbij stelt de inspecteur dat het taxatierapport van belanghebbende niet gebruikt kan worden ter onderbouwing van de door hem bepleite schade, omdat een aantal onderdelen van het taxatierapport de betrouwbaarheid ervan niet ten goede komen en omdat geen inkoopfactuur is bijgesloten zoals bedoeld in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Bpm.

2.11.

Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. Met betrekking tot de banden overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van achterstallig onderhoud. Daarbij acht de rechtbank van belang dat volgens het taxatierapport van belanghebbende zelf de staat van de banden redelijk was. De overige door belanghebbende gestelde schade behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 2.10 bedoeld, dan wel is de gestelde schade onvoldoende inzichtelijk gemaakt.

2.12.

De stelling van belanghebbende dat binnen de branche beleid is ontwikkeld voor wat betreft het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade, welk beleid zijn grondslag vindt in diverse innameprotocollen die leasemaatschappijen en verhuurbedrijven gebruiken, kan hem niet baten. De inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat dit beleid bestaat. Ook heeft de inspecteur terecht gesteld dat indien dit beleid bestaat, dit geen beleid is waar de inspecteur zich dient te conformeren.

2.13.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 10 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.