Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2536, BRE - 20 _ 10049

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2536, BRE - 20 _ 10049

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 mei 2022
Datum publicatie
16 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2536
Zaaknummer
BRE - 20 _ 10049

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet van een samenvatting voorzien

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/10049

uitspraak van 9 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Turkije),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 9 november 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.914 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.56.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2022 te Breda.

Via een Skypeverbinding is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] .

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 februari 2022 aan [belanghebbende] op het adres [adres] te [woonplaats] (Turkije), onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 2 maart 2022 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende woont in Turkije.

2.2.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2015.

2.3.

Aan belanghebbende is met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.50.01 een voorlopige aanslag IB/PVV 2015 opgelegd (hierna: de voorlopige aanslag). Uit hoofde van de voorlopige aanslag diende belanghebbende een bedrag van € 2.190 te betalen. Vervolgens is aan belanghebbende met dagtekening 2 maart 2018 de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Bij het opleggen van de aanslag is tevens rekening gehouden met de voorlopige aanslag.

2.4.

Belanghebbende heeft op 2 november 2020 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2015 (hierna: het bezwaar). Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard en aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek is afgewezen.

2.5.

Belanghebbende heeft tijdig beroep ingesteld. Hangende de beroepsprocedure heeft de inspecteur een brief verzonden aan belanghebbende en aangekondigd dat bij nader inzien de aanslag te hoog is vastgesteld zodat het op de voorlopige aanslag te betalen bedrag van € 2.190 ambtshalve verminderd zal worden naar nihil. De inspecteur heeft tevens gevraagd of belanghebbende, gelet op dit nieuwe standpunt van de inspecteur, bereid is zijn beroep in te trekken. Tevens heeft de inspecteur aangegeven bereid te zijn het griffierecht te vergoeden. Belanghebbende heeft op dit verzoek niet gereageerd.

2.6.

Ter zitting heeft de inspecteur desgevraagd verklaard dat nu de ambtshalve vermindering plaats heeft gevonden na het instellen van beroep, de inspecteur bereid is het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

2.7.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, gelet op hetgeen opgenomen onder 2.5 geen belang meer bij het beroep. Belanghebbende kan namelijk niet in een betere positie komen te verkeren.

2.8.

Gelet op het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

2.9.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 9 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.