Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3144, AWB - 20 _ 9792

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3144, AWB - 20 _ 9792

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 juni 2022
Datum publicatie
13 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3144
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9792

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting beschikbaar

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9792

uitspraak van 9 juni 2022

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , laatstelijk wonende te [woonplaats] (belanghebbende),

en

de inspecteur van de Belastingdienst (de inspecteur).

1 Feiten en loop geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 13 oktober 2020 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Het verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft het tegen die beslissing gerichte beroep op 3 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig indienen van het beroepschrift. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet aangetekend.

1.2.

De rechtbank heeft belanghebbende en de inspecteur bij aangetekende brief van 3 februari 2022 in de gelegenheid gesteld om over het verzet te worden gehoord. De aan belanghebbende gestuurde brief is retour gekomen omdat deze niet is afgehaald. Uit de door de griffier opgevraagde registratie uit de Gemeentelijk Basisadministratie Persoonsgegevens is gebleken dat belanghebbende op [datum] 2021 is overleden. Bij brief van 9 maart 2022 heeft de rechtbank naar het laatst bekende adres van belanghebbende een brief verzonden waarin de rechtbank aangeeft dat het aan erfgenamen is om te beslissen of het verzet zal worden ingetrokken of zal worden voortgezet. Om te beoordelen wie tot die beslissing bevoegd is, heeft de rechtbank verzocht om overlegging van een verklaring van erfrecht of een overeenkomst van beheer met betrekking tot de nalatenschap. Ook die brief is retour gekomen omdat die niet is afgehaald. De rechtbank heeft ook verder geen reactie ontvangen.

1.3.

Gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Awb heeft de rechtbank op 4 april 2022 een bericht in de Staatscourant geplaatst waarin eventuele belanghebbenden in de onderhavige procedure worden verzocht zich – onder overlegging van een verklaring van erfrecht – binnen zes weken bij de rechtbank te melden. De rechtbank heeft op dit bericht geen reactie ontvangen.

2 Gronden

Het ontbreken van een erfgenaam of persoon die is gemachtigd om deze procedure voort te zetten, brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet is komen te ontvallen (vgl. Centrale Raad van Beroep, 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1771). Het verzet zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 9 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het beroep in cassatie.