Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3437, BRE-22_745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3437, BRE-22_745

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 juni 2022
Datum publicatie
1 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3437
Zaaknummer
BRE-22_745

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 22/745

uitspraak van 24 juni 2022

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbenden,

en

de inspecteur.

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2017 heeft de inspecteur de definitieve aanslagen erfbelasting overeenkomstig de aangifte vastgesteld.

In het besluit van 26 januari 2022 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbenden niet-ontvankelijk verklaard.

Belanghebbenden hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.

De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de inspecteur is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 20 april 2017 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.

Het bezwaarschrift is bij de inspecteur ontvangen op 17 november 2021.

Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.

Belanghebbenden hebben hiervoor de volgende reden gegeven. Aangezien zij niet op de hoogte zijn van alle belastingregels, zagen zij eerder geen reden om bewaar in te dienen. Na enige jaren kwamen zij er achter dat er recht bestond op een belastingvrije schenking.

Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Belanghebbenden waren wel in staat om binnen de wettelijke termijn tegen de aanslag bezwaar te maken, maar hebben dit niet gedaan omdat zij daartoe (binnen de bezwaartermijn) geen reden voor zagen. Een nadien opgekomen reden kan niet bewerkstelligen dat een inmiddels plaatsgehad hebbende niet-verschoonbare termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt1.

De inspecteur heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.

Ambtshalve vermindering

In het besluit van 26 januari 2022 heeft de inspecteur ook beslist de aanslag niet ambtshalve te verminderen. Voor zover het beroep daartegen is gericht, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;

- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?