Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3534, AWB - 21 _ 3685 tot en met 21 _ 3687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3534, AWB - 21 _ 3685 tot en met 21 _ 3687

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 juni 2022
Datum publicatie
8 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3534
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3685 tot en met 21 _ 3687

Inhoudsindicatie

Loonheffingen. Artikel 14, eerste lid, verdrag Nederland-Duitsland.

Belanghebbende is gevestigd in Duitsland. Belanghebbende betaalt aan haar werknemers die in Nederland werkzaamheden verrichten in sommige gevallen achteraf een vergoeding om de (hogere) Nederlandse loonheffing te compenseren (de nabetaling). Dit zodat de werknemers hetzelfde loon ontvangen als zij zouden hebben gehad indien zij volledig in Duitsland te werk waren gesteld. De rechtbank is van oordeel dat Nederland heffingsbevoegd is ter zake van de betaling, omdat de nabetaling rechtstreeks verband houdt met de in Nederland uitgeoefende werkzaamheden. De verzuimboetes en vergrijpboetes zijn terecht opgelegd. De boetes worden ambtshalve verminderd vanwege undue delay.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/3685 tot en met 21/3687

uitspraak van 28 juni 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de in onderstaand overzicht genoemde naheffingsaanslagen loonheffingen (hierna: LH) opgelegd. Tegelijk met deze naheffingsaanslagen is belastingrente in rekening gebracht en zijn vergrijp- en verzuimboetes opgelegd.

Tijdvak

Aanslagnummer

LH

Vergrijpboete

Verzuimboete

Rente

1 januari 2015 tot en met 31 december 2015

[vestigingsplaats]

.A.01.5506

€ 43.415

€ 18.196

€ 830

€ 8.110

1 januari 2016 tot en met 31 december 2016

[vestigingsplaats]

.A.01.6506

€ 10.705

€ 2.968

€ 476

€ 1.571

1 januari 2017 tot en met 28 februari 2017

[vestigingsplaats]

.A.01.7506

€ 1.811

€ 905

-

€ 193

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 augustus 2021 de vergrijpboete over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 verminderd naar € 15.876 en de naheffingsaanslagen en de overige boetes gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 25 augustus 2021, ontvangen bij de rechtbank op 26 augustus 2021, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 360.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende mr. E.J.M. Rosier en mr. T.R.L. Houben, beiden verbonden aan Thuis Partners Advocaten te Maastricht, en ter bijstand P.L.H. Cuppen, verbonden aan Bureau Groenveld te Venlo (hierna: de adviseur), en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.6.

Namens belanghebbende is ter zitting een pleitnota voorgedragen en zijn exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.

1.7.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspaak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een in Duitsland gevestigd bedrijf dat onder meer in Nederland technisch personeel ter beschikking stelt.

2.2.

Met betrekking tot de in Nederland ter beschikking gestelde werknemers is belanghebbende inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. De aangiften loonheffingen in Nederland van belanghebbende worden gedaan door de adviseur.

2.3.

Ter zake van de jaren 2012 en 2013 is door de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen (hierna ook aangeduid als: het eerste boekenonderzoek). De bevindingen van dit onderzoek heeft de inspecteur vastgelegd in een rapport met dagtekening 8 mei 2014. De inspecteur heeft onder andere het volgende geconstateerd:

-Ten aanzien van de aan werknemers ter beschikking gestelde auto’s is de bijtelling ten onrechte berekend aan de hand van (lagere) Duitse catalogusprijzen.

-Belanghebbende houdt bij het betalen van het salaris aan de werknemers een bedrag aan loonheffing in dat is berekend op basis van Duits recht. Deze inhouding is gelijk aan het bedrag aan Duitse loonheffing dat de werknemer verschuldigd zou zijn geweest als alle werkzaamheden in Duitsland zouden zijn verricht. De reden hiervoor is dat de werknemers vanwege de tewerkstelling in Nederland, geen lager nettoloon mogen krijgen. Aan het einde van het jaar wordt het bedrag van de op deze wijze berekende en ingehouden loonheffing vergeleken met de daadwerkelijk verschuldigde Nederlandse loonheffing. Indien blijkt dat de Nederlandse loonheffing hoger is dan de gedurende het jaar van de werknemer ingehouden bedrag, krijgt de werknemer voor het verschil een additionele vergoeding van belanghebbende (hierna: de nabetaling). De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de nabetaling loon vormt voor de werknemers en dat hierover loonheffingen hadden moeten worden afgedragen in Nederland.

-Tevens heeft de inspecteur opgemerkt dat bij toepassing van de 30%-regeling aan die werknemers niet ook onbelast de kosten voor dubbele huisvesting of kosten woon-werkverkeer mogen worden vergoed.

-Ook heeft de inspecteur opgemerkt dat diverse medewerkers een Verpflegungszuschuss ontvangen (hierna: dagvergoeding). Deze wordt in Nederland volledig belast.

Voor de constateringen die betrekking hebben op het jaar 2012 en waarvoor geen correctieberichten zijn ingestuurd, wordt in het rapport een naheffingsaanslag aangekondigd. Verder is aangegeven dat wordt afgezien van een boete, gezien de hoogte van de te weinig afgedragen belasting. Tot slot vermeldt het rapport dat de controlebevindingen zijn besproken met de adviseur en dat de adviseur akkoord gaat met de controlebevindingen.

2.4.

Uit het controlerapport van het eerste boekenonderzoek volgt dat met de adviseur is afgesproken om aan het einde van het jaar 2014 opnieuw een controle in te stellen en opnieuw de kostenvergoedingen te beoordelen. De inspecteur heeft in 2017 deze aankondiging opgevolgd en heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2014 tot en met 28 februari 2017 (hierna ook aangeduid als: het tweede boekenonderzoek). De bevindingen van dit tweede boekenonderzoek zijn vastgelegd in een rapport met dagtekening 6 augustus 2020. De inspecteur heeft geconcludeerd dat de bijtelling van de auto’s ter beschikking gesteld aan werknemers, nog steeds onjuist berekend wordt en dat ook nog steeds ten onrechte de nabetaling niet in de Nederlandse loonheffing wordt betrokken. Verder is sprake van dezelfde correcties als voortvloeiden uit het eerste boekenonderzoek ten aanzien van de verstrekte dagvergoeding, vergoeding dubbele huisvestingskosten en reiskostenvergoeding woon-werkverkeer.

2.5.

In het rapport over het tweede boekenonderzoek is voorts het volgende opgenomen: “Tijdens de bespreking van 17 oktober 2018 is duidelijk geworden dat [adviseur] feitelijk uitsluitend de door [belanghebbende] aangedragen gegevens verwerkt in de aangiften loonheffingen. De bepaling in hoeverre bepaalde looncomponenten belast dienen te worden wordt volledig door [belanghebbende] zelf gedaan. [adviseur] checkt dit niet en voorziet zijn cliënt ook in het geheel niet van fiscaal advies.” Ter zitting is door de adviseur bevestigd dat deze passage de wijze van samenwerking tussen hem en belanghebbende juist weergeeft, dat belanghebbende kennis heeft genomen van het rapport van het eerste boekenonderzoek en voorts dat de adviseur de controlebevindingen in het eerste rapport met belanghebbende heeft afgestemd alvorens hij richting de controlerend ambtenaren heeft verklaard met de controlebevindingen akkoord te zijn.

2.6.

Naar aanleiding van het tweede boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslagen en boetes opgelegd.

3 Geschil

Tussen partijen is het antwoord op de volgende vragen in geschil:

  1. Zijn terecht loonheffingen nageheven ten aanzien van de nabetaling?

  2. Zijn de vergrijpboetes en de verzuimboetes terecht en voor de juiste bedragen opgelegd?

De overige correcties volgend uit het boekenonderzoek (zie 2.4) zijn tussen partijen niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing