Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3715, AWB - 20 _ 7383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3715, AWB - 20 _ 7383

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 juli 2022
Datum publicatie
11 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3715
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7383

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/7383

uitspraak van 7 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats]

belanghebbenden,

gemachtigde: [geïntimeerden]

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

1 Procesverloop

1.1.

De heffingsambtenaar heeft [belanghebbende] met dagtekening 20 februari 2020 een nota leges ten bedrage van € 43.889,95 gezonden voor de indiening van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Hiertegen is bezwaar gemaakt.

1.2.

In de uitspraak op bezwaar van 3 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbenden hebben hiertegen beroep ingesteld.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zaak is behandeld op de zitting van 14 april 2022. Hierbij waren belanghebbenden en haar gemachtigde aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar] .

1.5.

De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

2 Overwegingen

2.1.

[belanghebbende] . heeft op 28 november 2016 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van 96 tijdelijke logiesverblijven aan de [straat] ( [sectie] ) te [vestigingsplaats] ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van [vestigingsplaats] (het college). De aanvraag is vervolgens on hold gezet. Op 25 februari 2019 heeft het college het definitieve standpunt met betrekking tot de aanvraag medegedeeld aan [belanghebbende] . Verder is op 27 maart 2019 aan belanghebbende kenbaar gemaakt wat er met de ingediende (en nog niet volledige) aanvraag voor de omgevingsvergunning moet gebeuren. Vervolgens hebben belanghebbenden het college laten weten dat de aanvraag wordt doorgezet.

2.2.

Op 20 februari 2020 zijn leges in rekening gebracht voor voornoemde aanvraag. De nota met factuurnummer [factuurnummer] van in totaal € 43.889,95 is opgebouwd uit een bedrag van € 22.050,00 voor Tijdelijke bouwwerken, € 35.256,00 voor de Buitenplanse afwijking met bouwactiviteit, € 608,95 voor de Verklaring van geen bedenkingen en € 11.025,00 voor de weigering van de gehele bouwvergunning.

2.3.

Voornoemde aanvraag is op 10 februari 2020 afgewezen.

2.4.

In geschil tussen partijen is of sprake is van een aanvraag in de zin van de Legesverordening, waardoor de heffingsambtenaar leges in rekening kon brengen. Verder is in geschil of bij de berekening van de hoogte van de leges terecht rekening is gehouden met de oppervlakte van de volledige kadastrale percelen.

2.5.

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

2.6.

De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingediend namens [belanghebbende] en [belanghebbende] Uit de aanvraag en de daarop volgende nota leges leidt de rechtbank af dat [belanghebbende] de aanvrager van de omgevingsvergunning is, en de nota leges dan ook aan [belanghebbende] is gericht.

Dit betekent dat [belanghebbende] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar beroep nu zij geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Hierna zal [belanghebbende] als belanghebbende worden aangeduid.

2.7

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanvraag is ingediend om toegang tot de rechter te krijgen, over de vraag of het terzijde schuiven van het bouwplan terecht was. De aanvraag zag volgens belanghebbende op de afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van de betreffende voorzieningen met inbegrip van de daarbij behorende aanleg van wegen en parkeergelegenheid. Er is verzocht om gefaseerde vergunningverlening. Ondanks dit verzoek heeft het college toch een volledige omgevingsvergunning, inclusief de activiteit bouwen, beoordeeld, maar dit dient voor rekening van het college te blijven.

2.8.

De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat er een omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen, handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening, uitrit aanleggen of veranderen en brandveilig gebruik. Vervolgens is de aanvraag in behandeling genomen en zijn er leges geheven. Uit geen enkel geschrift blijkt dat belanghebbende de aanvraag heeft ingediend om toegang tot de rechter te krijgen.

2.9.

De rechtbank stelt vast dat de aanvraag omgevingsvergunning ziet op de realisering van 96 tijdelijke logiesunits aan de [straat] . Hiervoor was een (tijdelijke) afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk. Nadat de behandeling van de aanvraag een tijd “on hold” is gezet, heeft het college belanghebbende expliciet gevraagd of de aanvraag volledig zou worden doorgezet door belanghebbende. Hierop heeft belanghebbende in een mail te kennen gegeven dat de aanvraag inderdaad wordt doorgezet.

De aanvraag voor de omgevingsvergunning is dus ingediend. Verder is niet in geschil dat het college de aanvraag heeft behandeld. Op grond van de artikelen 2 en 5 van de Verordening was de heffingsambtenaar gehouden een nota leges op te leggen.

2.10.

De stelling dat de aanvraag tot doel had toegang tot de rechter te krijgen leidt niet tot een ander oordeel. Dit is geen omstandigheid waarmee de heffingsambtenaar rekening diende te houden. Dit geldt ook voor de vraag of de aanvraag al dan niet onterecht in zijn geheel in behandeling is genomen. Het belastbare feit is het in behandeling nemen van de aanvraag. Deze aanvraag is in 2016 ingediend en vervolgens op expliciet verzoek van belanghebbende verder in behandeling genomen.

2.11.

Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat de aanvraag betrekking heeft op de bebouwing van 1.361 m² en enige verharding en half-verharding van respectievelijk 4.190 m² en 2.475 m². Belanghebbende heeft geen beschikking over de rest van de oppervlakte van de kadastrale percelen. De heffingsambtenaar is ten onrechte uitgegaan van een te groot bouwperceel.

2.12.

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de aanvraag is ingediend voor drie percelen met de kadastrale perceelnummers [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] . Uit geen enkel geschrift volgt dat er sprake is van een aanvraag voor slechts een deel van de percelen. Tevens heeft belanghebbende in de ruimtelijke onderbouwing deze percelen gezamenlijk als plangebied gedefinieerd.

2.13.

De rechtbank stelt vast dat in artikel 8.1.1.6 van de Tarieventabel een definitie is gegeven van het begrip bouwperceel. Hieronder moet worden verstaan een aaneengesloten stuk grond waarop de aanvraag betrekking heeft. Verder volgt uit 8.3.3.3.a van de Tarieventabel dat op basis van de oppervlakte van het bouwperceel een bepaald bedrag in rekening wordt gebracht.

De rechtbank stelt verder vast dat in de aanvraag voor de omgevingsvergunning is opgenomen dat de werkzaamheden die worden omschreven in de aanvraag zien op de percelen [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] . Niet in geschil is dat de volledige oppervlakte van deze percelen respectievelijk 20.590 m², 9.680 m² en 520 m² is.

Naar de rechtbank begrijpt gaat belanghebbende uit van de daadwerkelijke te bebouwen oppervlakte. Voor dit standpunt kan in de Verordening naar het oordeel van de rechtbank geen steun worden gevonden. De Verordening gaat immers uit van het aaneengesloten stuk grond waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag ziet op de volledige oppervlakte van de drie percelen. Er is geen voorbehoud gemaakt. Verder blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat het bouwplan moet worden beschouwd als een plan voor het gehele perceel, inclusief begroeiing. De heffingsambtenaar is dus terecht uitgegaan van de volledige oppervlakte van de drie percelen. Dit betekent dat de door belanghebbende aangevoerde beroepsgrond niet slaagt.

2.14.

Gelet op het vorenstaande wordt het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep van [belanghebbende] niet ontvankelijk;

-

verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, op 7 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage:

Gemeentewet

Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016-2 (Verordening)

Artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening luidt:

Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 5, eerste lid, van de Verordening luidt:

De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 8.1.1.6 van de bij de Verordening behorende Tarieventabel (Tarieventabel) luidt:

Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8.3 van de Tarieventabel luidt:

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project bedraagt: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

Artikel 8.3.3. van de Tarieventabel luidt:

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, wordt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 8.3.1,

8.3.3.3, indien artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3o, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking) verhoogd met en basisbedrag van: € 7.056,00

Dit bedrag vermeerderd met de soms van de in de onderdelen 8.3.3.3.a tot en met 8.3.3.3.c aangegeven bedragen.

8.3.3.3.a: Het basisbedrag wordt verhoogd met de oppervlakte van het bouwperceel waarop de aanvraag betrekking heeft

Van 20.000 m² tot 40.000 m²: € 25.200,00.