Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:376, 20/6435, 20/6436, 20/6438 tot en met 20/6440 en 20/6442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:376, 20/6435, 20/6436, 20/6438 tot en met 20/6440 en 20/6442

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
31 januari 2022
Datum publicatie
18 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:376
Zaaknummer
20/6435, 20/6436, 20/6438 tot en met 20/6440 en 20/6442

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers: BRE 20/6435, 20/6436, 20/6438 tot en met 20/6440 en 20/6442

uitspraak van 31 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , [land] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) over de jaren 2012 en 2013 opgelegd. Verder zijn aan belanghebbende (primitieve) aanslagen IB/PVV en Zvw 2014 opgelegd. Tegelijk met deze (navorderings)aanslagen heeft de inspecteur beschikkingen belastingrente gegeven.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw 2012, 2013 en 2014 bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2012, 2013 en 2014 gegrond verklaard. De inspecteur heeft de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen Zvw 2012, 2013 en 2014 ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar IB/PVV en Zvw voor elk van de jaren 2012, 2013 en 2014 beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 48 per beroepschrift, in totaal € 144.

1.4.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde ] , tot bijstand vergezeld van [naam 1] en [naam 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .Op deze zitting zijn met instemming van partijen gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummers 20/6451 tot en met 20/6454, 20/6490 en 20/6491.

1.7.

De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank. De griffier heeft de pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van een uitsplitsing van de aangiften.

1.9.

Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.

2.1.

Belanghebbende woont in de jaren 2012, 2013 en 2014 in een huurwoning in Den Haag. Belanghebbende is volgens de gemeentelijke basisadministratie per [datum] 2015 geëmigreerd naar [land] .

2.2.

Belanghebbende is sinds [datum] 2011 firmant in [Vof] (hierna: [Vof] ) samen met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [Vof] is per [datum] 2013 ontbonden. Op [datum] 2013 is in het handelsregister geregistreerd dat de onderneming van [Vof] met ingang van [datum] 2013 is voortgezet door [LLP 1] (hierna: [LLP 1] ).

2.3.

Sinds [datum] 2013 staat belanghebbende als functionaris van [LLP 2]

(hierna: [LLP 2] ) gezamenlijk met [naam 2] geregistreerd in het handelsregister.

2.4.

[Sàrl 1] is opgericht op [datum] 2003. Belanghebbende en [naam 2] staan op [datum] 2010 als bestuurder van [Sàrl 1] (hierna: [Sàrl 1] ), een vennootschap opgericht naar Luxemburgs recht, ingeschreven. Op [datum] 2014 is [Ltd 1] de nieuwe aandeelhouder van [Sàrl 1] geworden. Op [datum] 2014 is besloten [Sàrl 1] te ontbinden en te liquideren. De liquidatie is voltooid op [datum] 2014.

2.5.

[Vof] , [LLP 1] en [LLP 2] hebben in de jaren 2012, 2013 en 2014 werkzaamheden verricht voor [Sàrl 1] .

2.6.

Naar aanleiding van een mediabericht over een strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur met toepassing van artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in april 2015 een informatieverzoek bij het Openbaar Ministerie (FIOD) ingediend. Dit verzoek is ingewilligd. De FIOD heeft stukken betreffende een strafrechtelijk onderzoek naar (structuren van) het [bedrijf ] (hierna: [bedrijf ] ) ter beschikking van de inspecteur gesteld.

2.7.

Belanghebbende was samen met [naam 2] betrokken bij een door [bedrijf ] geadviseerde structuur. Belanghebbende heeft in 2013 opdracht gegeven voor het opzetten van een import/export structuur, bestaande uit een Private Foundation naar Panamees recht en diverse rechtspersonen opgericht naar het recht van de Seychellen (hierna gezamenlijk: de structuur).

2.8.

Tot de gedingstukken behoort de volgende, door de inspecteur opgestelde, tekening van de structuur:

[tekening structuur]

2.9.

Met betrekking tot de structuur zijn – onder meer – de volgende rechtshandelingen verricht:

  1. Op [datum] 2010 is de [foundation] (hierna: [foundation] ) opgericht, een stichting opgericht naar Panamees recht.

  2. Sinds [datum] 2013 is [foundation] 100% aandeelhouder van [Inc. 1] (hierna: [Inc. 1] ), een vennootschap opgericht op eveneens [datum] 2013 naar het recht van de Seychellen.

  3. [Inc. 2] (hierna: [Inc. 2] ), voor 50% gehouden door [Inc. 1] , is een vennootschap opgericht op [datum] 2013 naar het recht van de Seychellen.

  4. [Ltd 2] (hierna: [Ltd 2] ), opgericht op [datum] 2013, is een vennootschap met als statutaire zetel het Verenigd Koninkrijk.

2.10.

[Inc. 2] is tevens enig aandeelhouder van [Inc. 3] , opgericht op [datum] 2013, die op haar beurt de enige aandeelhouder is van [Ltd 3] , opgericht op [datum] 2013.

2.11.

Op 20 augustus 2010 zijn de Regulations van [foundation] vastgesteld, waarin is opgenomen dat uitkeringen worden gedaan aan de Beneficiaries of Advisors.

2.12.

Met het formulier "Unit foundation application form", getekend door

belanghebbende op 8 april 2013, geeft belanghebbende opdracht voor

de aanstelling van een foundation die aandeelhouder zal worden van [Inc. 1] , belanghebbende wordt "Advisor" van de foundation, de "Advisor" wordt na zijn dood opgevolgd door de zoon en echtgenote van belanghebbende.

2.13.

In een verklaring van [foundation] met als titel "Foundation Declaration of Ownership and Benefit" van [datum] 2013 is opgenomen dat [foundation] aandeelhouder is van [Inc. 1] . In deze verklaring is tevens opgenomen dat belanghebbende de ultimate beneficial owner (hierna: UBO) is van de aandelen in [Inc. 1] .

2.14.

Op [datum] 2013 is 50% van de aandelen in [Sàrl 1] overgedragen door [Sàrl 2]

(Hierna: [Sàrl 2] ), vertegenwoordigd door belanghebbende, aan [Ltd 2] . Tot en met [datum] 2014 (zie ook 2.4) is [Ltd 2] enig aandeelhouder van [Sàrl 1] geweest.

2.15.

Op [datum] 2013 is de overige 50% van de aandelen in [Sàrl 1] overgedragen door

[Sàrl 3] ( [Sàrl 3] ), vertegenwoordigd door [naam 2] , aan [Ltd 2] .

2.16.

In de periode van maart 2016 tot en met mei 2016 heeft de inspecteur diverse vragenbrieven gestuurd inzake de door belanghebbende afgenomen structuur.

2.17.

De inspecteur heeft aanvullende informatie verkregen uit derdenonderzoeken bij [derden 1] , [derden 2] en [derden 3] Ook heeft de inspecteur onderzoek gedaan bij de ING en gegevens opgevraagd in het buitenland bij de Bank van de Post. Belanghebbende heeft bij de ING op 22 oktober 2012 aangegeven één van de UBO’s te zijn van [Sàrl 1] . Belanghebbende en [naam 2] hebben bovendien sinds 28 januari 2011 als gemachtigde respectievelijk vertegenwoordiger van [Sàrl 1] opgetreden. Daarnaast zijn, gelet op de afschriften van de Bank van De Post, (contante) bedragen opgenomen in met name de omgeving van Den Haag en Voorschoten. In de jaren 2012, 2013 en 2014 heeft [Sàrl 1] vanaf haar Bank van De Post bankrekening huurbetalingen van de woning van belanghebbende voldaan.

2.18.

Op 29 oktober 2018 is aangekondigd dat (navorderings)aanslagen over de jaren 2012, 2013 en 2014 zullen worden opgelegd.

2.19.

Met dagtekening 31 december 2018 zijn de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd. De verzamelinkomens zijn als volgt gecorrigeerd:

opgelegd

2012

2013

2014

Aangegeven verzamelinkomen

€ 14.639

€ 12.516

€ 22.088

Correctie box 1 loon

€ 32.687

€ 26.532

€ 11.625

Correctie box 1 gebruikelijk loon

€ 9.313

€ 16.468

€ 32.375

Correctie meer winst

€ 7.767

€ 27.524

€ 42.303

Correctie box 1 MKB-winstvrijstelling

- € 932

- € 3.853

- € 5.923

Gecorrigeerd verzamelinkomen

€ 63.474

€ 79.187

€ 102.468

2.20.

Op en kort na 9 april 2020 zijn (motiveringen van) de uitspraken op bezwaar IB/PVV en Zvw verzonden. De verzamelinkomens zijn als volgt gecorrigeerd:

Aangepast

2012

2013

2014

Aangegeven verzamelinkomen

€ 14.639

€ 12.516

€ 22.088

Correctie box 1 loon

€ 29.643

€ 26.532

€ 11.625

Correctie box 1 gebruikelijk loon

€ 16.468

€ 32.375

Correctie meer winst

€ 7.767

€ 14.065

Correctie box 1 MKB-winstvrijstelling

- € 932

- € 1.969

Gecorrigeerd verzamelinkomen

€ 51.117

€ 67.612

€ 66.088

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw 2012 tot en met 2014 (terecht en) naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek betreft het geschil het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

II. Moet de hoogte van het loon in de jaren 2013 en 2014 worden bepaald volgens artikel 12a, lid 1, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) en zo ja, wat is de hoogte van het gebruikelijk loon? III. Heeft belanghebbende in de jaren 2012 tot en met 2014 loon uit dienstbetrekking genoten van [Sàrl 1] ?

Ter zitting is gebleken dat de correcties met betrekking tot de winst uit onderneming zijn komen te vervallen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de opgelegde navorderingsaanslagen en vermindering van de opgelegde (primitieve) aanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing