Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:394, 19/4793 en 19/4794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:394, 19/4793 en 19/4794

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 januari 2022
Datum publicatie
15 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:394
Zaaknummer
19/4793 en 19/4794

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 19/4793 en 19/4794

uitspraak van 28 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] (zaaknummer BRE 19/4793),

[belanghebbende 1] ,

en

[belanghebbende 2] , gevestigd te [vestigingsplaats 2] (België) (zaaknummer BRE 19/4794),

[belanghebbende 2] ,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan [belanghebbende 1] voor het jaar 2014 de aanslag vennootschapsbelasting (hierna: VPB) opgelegd, berekend naar een negatief belastbaar bedrag van € 32.986.

1.2.

De inspecteur heeft aan [belanghebbende 2] voor het jaar 2014 de aanslag VPB opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 106.352. Tevens is bij beschikking € 5.405 belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 15 augustus 2019 de in 1.1 en 1.2 bedoelde aanslagen gehandhaafd.

1.4.

[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] (hierna gezamenlijk: belanghebbenden) hebben daartegen beroep ingesteld.

1.5.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.6.

Belanghebbenden hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota met zeven bijlagen toegezonden aan de rechtbank. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbenden.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, [heer X] namens belanghebbenden, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . De zaken van belanghebbenden zijn gelijktijdig behandeld.

1.9.

Belanghebbenden hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de andere partij. De inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

[heer X] (hierna: [heer X]) is gehuwd met [mevrouw X] (hierna: [mevrouw X]). Zij zijn sinds 2003 woonachtig in België. [heer X] is belastingadviseur.

2.2.

[belanghebbende 2] is op [datum 1] 1987 naar Nederlands recht opgericht door [heer X] onder de naam Adviesbureau [heer X] B.V. [belanghebbende 2] is een belastingadvieskantoor. [heer X] verricht sinds 1987 werkzaamheden voor [belanghebbende 2] . Aanvankelijk genoot [heer X] hiervoor loon in geld. Op [datum 2] 2003 is besloten de werkelijke leiding van [belanghebbende 2] over te brengen naar België en de statuten aan te passen naar Belgisch recht. Dit heeft plaatsgevonden op [datum 3] 2003. Sindsdien bestaat de bezoldiging van [heer X] uit loon in natura, namelijk uit de terbeschikkingstelling van enkele voertuigen en van de woning gelegen aan de [adres 1] (België; hierna: de woning).

2.3.

[belanghebbende 2] heeft in 1995 [B.V. 1] B.V. opgericht. Bestuurders van [B.V. 1] B.V. zijn [belanghebbende 2] en [mevrouw X]. [B.V. 1] B.V. is gevestigd in Nederland.

2.4.

[B.V. 1] B.V. heeft in 2003 [belanghebbende 1] opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van [belanghebbende 1] is sinds de oprichting [B.V. 1] B.V. [belanghebbende 1] is gevestigd in Nederland.

2.5.

Tot 1 januari 2013 had [belanghebbende 1] een participatie in de Maatschap [maatschap] (hierna: de maatschap). Vanaf 2008 is het kantoorpand in [vestigingsplaats 1] , aan de [adres 2] (hierna: het kantoorpand), verhuurd aan de maatschap.

2.6.

Per 1 januari 2013 heeft een herstructurering plaatsgehad en is de maatschap opgegaan in [kantoor] N.V. (hierna: [kantoor]) (hierna: de herstructurering). Met ingang van 2013 is het kantoorpand gehuurd door [kantoor].

2.7.

Sinds de herstructurering is [belanghebbende 1] houder van aandelen in [B.V. 2] B.V. en [B.V. 3] B.V. en is de laatst genoemde vennootschap bestuurder en houder van (50%) aandelen in [B.V. 4] B.V. (hierna: [B.V. 4]) en houder van aandelen in [kantoor].

2.8.

[belanghebbende 1] is op 22 februari 2013 een ‘aansluitovereenkomst’ aangegaan met [B.V. 4] (hierna: de aansluitovereenkomst). De aansluitovereenkomst behelst het (middellijk) ter beschikking stellen door [belanghebbende 1] van managementactiviteiten aan [B.V. 4]. In de aansluitovereenkomst is onder meer het volgende overeengekomen:

“2. Voorwerp van deze overeenkomst

1. [belanghebbende 1] (…) laat met ingang van één januari tweeduizend dertien managementwerkzaamheden uitvoeren met betrekking tot de uitgeoefende onderneming(en) van B.V. [rechtbank: [B.V. 4]] en [kantoor] door de hierboven onder 1 genoemde natuurlijke persoon [rechtbank: [heer X]]. Deze natuurlijke persoon zal zich ondermeer moeten confirmeren aan het door [kantoor] vastgestelde sanctiebeleid de dato vijf en twintig september tweeduizend zeven zoals neergelegd in aangehechte notitie, en de daaruit voortvloeiende aan zijn functioneren te stellen eisen.

2. [belanghebbende 1] (…) is verplicht voor de uitoefening van de in artikel 2.1 genoemde werkzaamheden uitsluitend gebruik te maken van de natuurlijke persoon, zoals in de aanhef vermeld, welke voldoet aan de kwalitatieve eisen welke door de aard van de te verrichten werkzaamheden aan de uitvoerende persoon mogen worden gesteld en [belanghebbende 1] (…) staat er jegens de B.V. voor in dat:

- de uitvoerende persoon zich met zijn gehele persoon en werkkracht zal inzetten ten behoeve van B.V. [rechtbank: [B.V. 4]] en [kantoor];

- de uitvoerende persoon bij het uitoefenen van zijn taak alles zal doen en nalaten wat een goed manager behoort te doen en na te laten.

3. Partijen zijn het erover eens en stellen bij deze overeenkomst vast dat de sub 1. genoemde natuurlijke persoon voldoet aan de kwalitatieve eisen als bedoeld.

4. De natuurlijke persoon die namens [belanghebbende 1] (…) de managementwerkzaamheden uitvoert zal hierna manager worden genoemd.”.

2.9.

[B.V. 4] is op 22 februari 2013 een ‘terbeschikkingstellingsovereenkomst’ aangegaan met [kantoor] (hierna: de tbs-overeenkomst). Bij het aangaan van deze overeenkomst heeft namens [B.V. 4] (onder meer) [belanghebbende 1] gehandeld als haar directeur. [B.V. 4] staat met de tbs-overeenkomst de managementactiviteiten en de goodwill ter beschikking aan [kantoor]. In de tbs-overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:

“1. [B.V. 4] heeft mede ten behoeve van [kantoor] bedongen dat de aan [kantoor] ter beschikking gestelde directeuren (van de directeuren) van de aandeelhouders-rechtspersonen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [B.V. 2] B.V. en [B.V. 3] B.V., beide voormeld, en indirect aandeelhouders-rechtspersonen van [B.V. 4] met ingang van één januari tweeduizend dertien hun werkzaamheden ten behoeve van [kantoor] (en de aan haar gelieerde ondernemingen) zullen verrichten in overeenstemming met de door hen gesloten aansluitovereenkomst, met de op hun beroepsuitoefening van toepassing zijnde wettelijke en andere regelgeving, met het terzake geldende door [kantoor] vastgestelde sanctiebeleid de dato vijf en twintig september tweeduizend zeven en overigens met de binnen ieders beroepsgroep geldende gebruiken en opvattingen. [B.V. 4] staat er voorts jegens [kantoor] voor in dat de uitvoerende personen zich met hun gehele persoon en werkkracht zullen inzetten ten behoeve van [kantoor].”.

2.10.

Vanaf de herstructurering heeft [B.V. 1] B.V. een arbeidsovereenkomst gesloten met [heer X]. [B.V. 1] B.V. heeft [heer X] middels een managementovereenkomst ter beschikking gesteld aan [belanghebbende 1] tegen een vergoeding van € 105.000 per jaar.

2.11.

In maart 2013 hebben [belanghebbende 1] (opdrachtgever) en [belanghebbende 2] (opdrachtnemer) een overeenkomst van opdracht gesloten. In de overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:

“1. Opdrachtgever en opdrachtnemer komen overeen dat opdrachtnemer de navolgende werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgever zal uitvoeren:

• Algemene internationale fiscale en juridische advisering;

• Begeleiden van grensoverschrijdende fusies en overnames;

• Fiscale en juridische advisering grensoverschrijdende activiteiten NL-DE;

• Fiscale en juridische advisering grensoverschrijdende activiteiten NL-BE;

• Ontwikkelen van internationale commerciële concepten.

2.1

Opdrachtgever garandeert opdrachtnemer 250 adviesuren op jaarbasis.

2.2

Het tarief 2013 bedraagt €190,- ex omzetbelasting per uur.

2.3

Facturatie vindt na onderling overleg plaats.

3. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 2 jaren met een stilzwijgende verlenging van telkens 1 jaar.

4. Deze overeenkomst kan door beide partijen met in acht name van een opzegtermijn van drie maanden worden opgezegd.

5. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing”.

2.12.

[belanghebbende 2] heeft met dagtekening 31 december 2014 aan [belanghebbende 1] een factuur uitgereikt (hierna: de factuur). Op de factuur is onder meer het volgende vermeld:

“betreft: facturatie 2014

BTW nr. [belanghebbende 1]: (…)

BTW nr. [belanghebbende 2] : (…)

Honoraruim conform doorlopende opdracht 2013 67.252 euro

Extra opdracht [opdracht] nov/dec. 39.100 euro

Totaal 106.352 euro

Betaling geschiedt in onderling overleg.”.

2.13.

[belanghebbende 1] heeft op 20 juli 2016 de aangifte VPB over 2014 ingediend naar een negatief belastbaar bedrag van € 139.338. Op dezelfde dag heeft [belanghebbende 2] de aangifte VPB over 2014 ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.

2.14.

Naar aanleiding van een verzoek om inlichtingen van de Nederlandse belastingdienst aan de Belgische belastingautoriteit heeft de inspecteur op 13 april 2017 van de Belgische belastingautoriteit de volgende inlichtingen over [belanghebbende 2] ontvangen:

“In de balans zijn zeker geen investeringen te vinden die betrekking hebben met het opbouwen van expertise met betrekking tot de German en Belgium desk.

Buiten renten zie ik niet dadelijk kosten die betrekking hebben op het bovenvermeld project en er is geen personeel in dienst van de vennootschap en de zaakvoerder krijgt geen vergoeding voor zijn eventuele werk in de vennootschap.

De enigste inkomsten van de Belgische vennootschap [belanghebbende 2] zijn verkopen van diensten, volgens mij een managementvergoeding van MAATSCHAP [belanghebbende 2] en mogelijk ook [belanghebbende 1]. Verder krijgt de vennootschap nog inkomsten via ontvangen intresten en voordelen in natura, voor het gratis gebruik mogen maken van Onroerende goederen, auto's enz.

Volgens mij is [belanghebbende 2] , [adres 1] ([nummer]) gewoon een managementvennootschap met vooral zakelijke rechten van OG”.

2.15.

Met dagtekening 21 juli 2018 heeft de inspecteur de aanslagen VPB over 2014 aan belanghebbenden opgelegd. De aan [belanghebbende 1] opgelegde aanslag VPB 2014 is vastgesteld naar een negatief belastbaar bedrag van € 32.986. De inspecteur is daarbij afgeweken van de door [belanghebbende 1] ingediende aangifte en heeft het bedrag van € 106.352 niet in aftrek toegelaten. De aan [belanghebbende 2] opgelegde aanslag VPB 2014 is ter behoud van rechten vastgesteld naar een belastbaar bedrag van nihil. De inspecteur is daarbij afgeweken van de door [belanghebbende 2] ingediende aangifte en heeft het bedrag van € 106.352 tot het belastbaar bedrag gerekend.

3 Geschil

3.1.

In zaaknummer BRE 19/4793 is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

  1. Kan [belanghebbende 1] het bedrag van € 106.352 in mindering brengen op de winst?

  2. Heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

  3. Heeft de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?

In zaaknummer BRE 19/4794 is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

Als vraag a bevestigend wordt beantwoord: behoort het bedrag van € 106.352 tot de winst van [belanghebbende 2] ?

Is de belastingrente tot een te hoog bedrag in rekening gebracht?

3.2.

[belanghebbende 1] concludeert tot gegrondverklaring van haar beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de in 1.1 bedoelde aanslag tot een berekend naar een negatief belastbaar bedrag van € 139.338. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3.

[belanghebbende 2] concludeert tot gegrondverklaring van haar beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de in 1.2 bedoelde aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en vernietiging van de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep voor het geval de in 1.1 bedoelde aanslag niet in stand blijft en tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de in 1.2 bedoelde aanslag en beschikking voor het geval de in 1.1 bedoelde aanslag in stand blijft.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing