Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3952, BRE 21/2017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3952, BRE 21/2017

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
19 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3952
Zaaknummer
BRE 21/2017

Inhoudsindicatie

In de bezwaarfase is een rechtsgeldig compromis tussen belanghebbende en de inspecteur tot stand gekomen. Belanghebbende is daar aan gebonden. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/2017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

De inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 maart 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 21.497. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur € 383 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en het verzamelinkomen verminderd tot € 16.244. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 314.

1.4.

Tegen de in 1.3 weergegeven beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld. De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, vergezeld door [naam] , en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2016 een opleiding tot wimperstyliste en in 2017 een opleiding tot nagelstyliste gevolgd.

2.2.

Vanaf begin 2017 is belanghebbende onder de naam “ [wimper- en nagelstudio] ” een wimper- en nagelstudio begonnen in een daarvoor ingerichte salon in haar woning (hierna: de wimper- en nagelstudio).

2.3.

Met de wimper- en nagelstudio heeft belanghebbende in 2017 een omzet van € 2.499 behaald.

2.4.

Daarnaast werkte belanghebbende in het jaar 2017 in loondienst bij [bedrijf] .

2.5.

Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2017, waarin onder meer een verlies uit onderneming van € 12.605 is aangegeven, heeft de inspecteur aan belanghebbende een vragenbrief toegestuurd.

2.6.

Namens belanghebbende is door de heer [X] , verbonden aan [advieskantoor] , op die vragenbrief gereageerd.

2.7.

Vervolgens heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur heeft het aangegeven verlies uit onderneming niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de aanslag, omdat volgens hem de wimper- en nagelstudio geen bron van inkomen is.

2.8.

De heer [X] heeft namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag.

2.9.

Na het indienen van het bezwaar is er overleg geweest tussen de heer [X] en de inspecteur. Blijkens telefoonnotities van de inspecteur heeft de heer [X] op 4 februari 2021 en op 9 maart 2021 er mee ingestemd dat het resultaat van de wimper- en nagelstudio zou worden aangemerkt als (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden.

2.10.

Op 4 februari 2021 heeft de inspecteur dat per email aan de heer [X] bevestigd. In het emailbericht staat, onder meer, het volgende:

“ Wij zijn overeengekomen de activiteiten voor het jaar 2017 als inkomensbron resultaat uit overige werkzaamheden aan te merken. Ook zijn we overeengekomen om zo snel mogelijk opnieuw in overleg te gaan over de jaren 2018 en 2019. Wellicht dat in één van deze jaren de activiteiten wel als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt en recht op ondernemersfaciliteiten bestaat. Dit gaan we gezamenlijk beoordelen.”

2.11.

De heer [X] heeft op 9 maart 2021 op voornoemd emailbericht van de inspecteur gereageerd met: “Akkoord met ROW”.

2.12.

De inspecteur heeft vervolgens in zijn uitspraak op het bezwaar een bedrag van € 5.253 als negatief resultaat uit overige werkzaamheden voor het jaar 2017 in aanmerking genomen.

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 zoals deze na bezwaar is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende voert kortgezegd aan dat zij als wimper- en nagelstyliste kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Het verlies uit de wimper- en nagelstudio moet daarom als verlies uit onderneming in de aanslag IB/PVV 2017 in aanmerking worden genomen met toepassing van de ondernemersfaciliteiten, aldus belanghebbende.

3.3.

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat in de bezwaarfase een compromis is gesloten. Op dat compromis kan belanghebbende in de beroepsfase niet terugkomen, aldus de inspecteur.

3.4.

De rechtbank is het met de inspecteur eens dat in de bezwaarfase een rechtsgeldig compromis tussen belanghebbende en de inspecteur tot stand is gekomen. Belanghebbende bestrijdt niet dat de heer [X] gemachtigd was om in de bezwaarfase namens haar op te treden. Belanghebbende is daarom gebonden aan de afspraak die de heer [X] met de inspecteur heeft gemaakt. Dat belanghebbende kennelijk nadien tot een ander inzicht is gekomen, maakt dat niet anders. Er zijn namelijk geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat belanghebbende niet (meer) aan de afspraak gebonden zou zijn.

3.5.

Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de bij de aanslag in rekening gebrachte belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de vastgestelde belastingrente af te wijken.

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing