Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3957, 21/1116 tot en met 21/1119 en 22/826

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3957, 21/1116 tot en met 21/1119 en 22/826

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3957
Zaaknummer
21/1116 tot en met 21/1119 en 22/826

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2016, 2017 en 2018. Procedures Zvw 2016 en 2017 : geen voor bezwaar vatbare beschikkingen.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 21/1116 tot en met 21/1119 en 22/826

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 januari 2021 en 27 januari 2022.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2016, 2017 en 2018 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2016 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren inzake de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft in zijn beroepschriften aangegeven dat hij tegen de uitspraak op bezwaar over de volgende aanslagen in beroep komt:

Aanslagnummer [aanslagnummer]

Zaaknummer rechtbank:

Griffierecht

H6601

21/1116

€ 49

W6601.4

21/1117

-----

H7601

21/1118

€ 49

W7601.4

21/1119

-----

H8601

22/826

€ 50

1.5.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.6.

De rechtbank heeft de beroepen op 6 juli 2022 op zitting behandeld. Namens de inspecteur zijn verschenen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 april 2019 de aanslag IB/PVV 2016 vastgesteld. Deze aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2016 vastgesteld.

2.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 2 juli 2019 de aanslag IB/PVV 2017 vastgesteld. Deze aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2017 vastgesteld.

2.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 18 februari 2021 de aanslag IB/PVV 2018 vastgesteld. Deze aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2018 vastgesteld.

3 Beoordeling door de rechtbank

Vooraf

3.1.

De inspecteur heeft geconcludeerd dat het bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2016 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank ziet geen reden om de inspecteur hierin niet te volgen. Het bezwaar had ontvankelijk moeten worden verklaard en het beroep is reeds hierom gegrond.

Wat beoordeelt de rechtbank

3.2.

De rechtbank beoordeelt eerst of belanghebbende beroep kan instellen inzake de door hem genoemde “aanslagen” met nummers [aanslagnummer] .W6601.4 en [aanslagnummer] .W7601.4. Daarna beoordeelt de rechtbank of de inspecteur de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2016, 2017 en 2018 juist heeft vastgesteld aan de hand van de gronden van beroep.

Genoemde aanslagnummers [aanslagnummer] .W6601.4 en [aanslagnummer] .W7601.4

3.3.

De inspecteur heeft gesteld dat er nimmer aanslagen met de nummers [aanslagnummer] .W6601.4 en [aanslagnummer] .W7601.4 aan belanghebbende zijn opgelegd. De inspecteur begrijpt niet hoe belanghebbende bij deze nummers komt. Er is geen sprake van een te bestrijden belastingaanslag, aldus de inspecteur.

3.4.

Op grond van artikel 26, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan belanghebbende slechts bij de belastingrechter beroep instellen tegen belastingaanslagen en beschikkingen die in de wet als “voor bezwaar vatbaar worden aangemerkt”. Nu de inspecteur heeft aangegeven er geen aanslagen met de nummers [aanslagnummer] .W6601.4 en [aanslagnummer] .W7601.4 aan belanghebbende zijn opgelegd, belanghebbende niets anders heeft ingebracht dan het noemen van nummers en de rechtbank ook anderszins niet is gebleken dat dergelijke aanslagen bestaan, is hier geen sprake van voor bezwaar vatbare beschikkingen. De beroepen omtrent de aanslagnummers [aanslagnummer] .W6601.4 en [aanslagnummer] .W7601.4 zijn derhalve niet-ontvankelijk.

Aanslagen IB/PVV voor de jaren 2016, 2017 en 2018

3.5.

Belanghebbende heeft voor elk van de jaren inhoudelijk hetzelfde standpunt ingenomen. Volgens belanghebbende is de uitkomst van de hoger beroepsprocedure inzake de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 van belang voor de jaren 2016, 2017 en 2018. Belanghebbende neemt het standpunt in dat de procedure over 2014 in eerste aanleg1 niet zorgvuldig is verlopen. Belanghebbende benoemt daarbij de vooringenomenheid van rechtbank Den Haag en besluitvormingsprocedure inzake 2014 die onzorgvuldig en niet volledig is geweest.

3.6.

De rechtbank is van oordeel dat de gronden die belanghebbende aanvoert zien op de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014. De gronden zoals aangevoerd kunnen niet tot een verlaging leiden van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2016, 2017 en 2018. De gronden – wat daar ook van zij - zien immers op een ander belastingjaar. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat een mogelijk voor het jaar 2014 vast te stellen verlies uit werk en woning tot een verlaging van onderhavige aanslagen zou moeten leiden, faalt dit standpunt. Een mogelijke (voorwaartse) verliesverrekening geschiedt bij aparte voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.2

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing