Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:404, 20/7255

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:404, 20/7255

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 januari 2022
Datum publicatie
15 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:404
Zaaknummer
20/7255

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer: BRE 20/7255

uitspraak van 28 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft op 8 november 2019 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 aan belanghebbende opgelegd (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2021 te Breda. Daar zijn verschenen, belanghebbende, J.H.C. Stratman als gemachtigde van belanghebbende, en, [inspecteur] , namens de inspecteur. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

1.7.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2021 in Breda. Daar zijn verschenen belanghebbende, J.H.C. Stratman als gemachtigde van belanghebbende en [inspecteur] en [inspecteur] namens de inspecteur.

1.8.

Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen is verzonden.

1.9.

Na sluiting van het onderzoek is het de rechtbank gebleken dat met betrekking tot de aanslag eveneens nummer 21/4171 is aangelegd. Dit nummer is ten onrechte ingeschreven en inmiddels vervallen. De stukken uit het dossier 21/4171, die alle afkomstig zijn van belanghebbende, zijn in het dossier van deze zaak gevoegd, ze maken integraal onderdeel uit van het procesdossier en zijn aan partijen toegezonden. Voor zover die stukken niet al in dit dossier zaten, geven ze de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is beherend vennoot in [CV] CV (hierna: [CV] ) en staat vanaf [datum] 2013 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. [Holding 1] BV is de commanditaire vennoot. De vader van belanghebbende houdt alle aandelen van [Holding 1] BV. 90% van de winst van [CV] komt toe aan belanghebbende en 10% aan [Holding 1] BV.

2.2.

De activiteiten van [CV] bestaan uit groothandelsactiviteiten in parfums en cosmetica, voornamelijk nagellak.

2.3.

De omzet en het resultaat van [CV] luiden in de jaren 2014 tot en met 2019 als volgt:

Omzet Resultaat

2014 € 54.665 € - 48.090

2015 € 103.485 € - 122.811

2016 € 125.068 € - 64.003

2017 € 143.282 € - 47.444

2018 € 180.165 € - 207.159

2019 € 223.690 € - 4.494

2.4.

Op [oprichtingsdatum ] 2020 is [BV] BV opgericht. De aandelen in [BV] BV worden gehouden door [Holding 2] BV. Die vennootschap is eveneens op [oprichtingsdatum ] 2020 opgericht. Belanghebbende houdt via zijn persoonlijke houdstermaatschappij, [Holding 3] BV, 15% van de aandelen in [Holding 2] BV. De overige 85% worden gehouden door [Holding 4] BV. De activiteiten van [CV] zijn voortgezet door [BV] BV. Belanghebbende is op 1 september 2020 in dienst getreden van [BV] BV.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de activiteiten die belanghebbende in 2015 voor [CV] heeft verricht een bron van inkomen vormden.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van een verlies uit werk en woning over 2015 van € 105.161. De inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing