Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4055, BRE-21-3570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4055, BRE-21-3570

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 juli 2022
Datum publicatie
26 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4055
Zaaknummer
BRE-21-3570

Inhoudsindicatie

8:54, verklaart het beroep gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring ongegrond; verklaart het beroep gericht tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/3570

en

Procesverloop

Belanghebbende heeft bij brief van 3 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer].

De verweerder heeft twee beslissingen genomen naar aanleiding van de brief van 3 juni 2021. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de verweerder besloten om de aanslag niet ambtshalve te verminderen wegens het niet overleggen van nadere stukken, waar de verweerder om heeft gevraagd (hierna: de ambtshalve beslissing).

Belanghebbende heeft hiertegen een beroepschrift ingediend. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.

Overwegingen

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding.

Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.

Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij verweerder is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 1 april 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.

Het bezwaarschrift is bij verweerder ontvangen op 3 juni 2021.Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.

Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende was niet in staat om zijn belastingen zelf te doen en had hierbij hulp nodig. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Belanghebbende had zo nodig eerder (rechtskundige) bijstand kunnen zoeken.

Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.

Ambtshalve vermindering

Bij een afwijzing op een verzoek om ambtshalve vermindering moet in beginsel eerst bezwaar gemaakt worden bij de inspecteur voordat de rechtbank hierover mag oordelen. Tenzij beide partijen toestemming geven om de bezwaarfase over te slaan. Dat is hier niet het geval.

Aan een inhoudelijke behandeling komt de rechtbank dan ook niet toe. Het beroep is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.

Ten overvloede

De inspecteur heeft, na beoordeling van het beroep, bij brief van 23 september 2021 belanghebbende (en de rechtbank) geïnformeerd alsnog volledig tegemoet te komen aan het verzoek om ambtshalve vermindering. Daarop is met dagtekening 8 oktober 2021 een verminderingsbeschikking aan belanghebbende verzonden.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring ongegrond;

- verklaart het beroep gericht tegen de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?